Soms lijkt het alsof het woord ‘waarom?’ het meest wordt gebruikt om verwarring uit te drukken. Natuurlijk, een kind heeft ook een waarom-fase. Een tijd waarin ouders soms tot lichte wanhoop worden gedreven omdat een kind bij welhaast alles dit woord bezigt. ‘Je moet nu naar bed.’ ‘Waarom?’ ‘Ga je handen wassen.’ ‘Waarom?’ En later wordt dat gevraagd zaken als op tijd thuiskomen en naar de kerk gaan. En geef er maar eens een bevredigend antwoord op.

 

Maar bij volwassenen wordt het anders. Hoewel ik mij nogal eens best kan voorstellen dat de opmerking wordt gemaakt, is het ook vaak vreemd. In een krant las ik over iemand die een enorme tegenvaller had in zijn gezondheid en zich afvroeg waarom hem dat moest overkomen. Hoe anders was de reactie van een lotgenote die stelde waarom zoiets een ander wel kon overkomen en haar niet. Schrijnender wordt het nog bij de ‘waaroms’ langs de weg. Het klinkt – en is ook wel – hard wanneer je op de weg te maken hebt met volstrekt onverantwoord weggedrag en je stelt jezelf de vraag of je met die persoon straks medelijden moet hebben wanneer je zijn auto passeert en deze in kreukels in de berm ligt.

 

Er zijn tijden geweest, dat deze vraag waarschijnlijk minder snel werd gesteld. In die dagen werd er meer uitgegaan van ‘mijn tijden zijn in Uw hand’. Alsof ons niets kon overkomen buiten Gods wil. In onze kringen is er tegenwoordig misschien wat meer besef van eigen verantwoordelijkheid. Niet alles wordt zomaar op Gods rekening geschoven. Maar helemaal zeker ben je nooit als het gaat over de vraag waarom de een aan een ramp ontsnapt en de ander er door wordt getroffen. Ik weet het ook niet. Wat ik wel weet is, dat God ons niet heeft beloofd dat ons niets naars zou overkomen. Wel hebben we de belofte, dat Hij ons nooit en te nimmer alleen laat. Wat er ook gebeurt.

 

‘Waarom?’ Er is soms een antwoord, maar lang niet altijd.

 

Maar vreemd is het, dat mensen die niet geloven dat God bestaat, toch die waaromvraag stellen. Immers, wanneer ons leven op geen enkele manier door Gods betrokkenheid geleid wordt, blijft alleen het lot over. En het lot is wreed en volstrekt willekeurig. Overkomt je iets, dan is de vraag van het waarom logisch. Waarom ik wel en die ander niet? Misschien ben ik onverantwoord bezig geweest, maar ik ben niet de enige. Of, kijkend naar het wereldtoneel, waarom krijgt een mensenrechtenstrijder een ziekte en wordt een dictator hoogbejaard? Leg het maar uit.

 

Wat voor ons de mijns inziens enige mogelijkheid is, is vertrouwen. Vertrouwen, dat we nooit ergens alleen voor staan. Te allen tijde en onder alle omstandigheden, is ons leven, met alle goede en kwade gebeurtenissen, niet alleen bij God bekend, maar ook ‘bij Hem geborgen’. Dat is niet wegkruipen voor de harde werkelijkheid, maar dat is weten waar je de moed en de kracht vandaan krijgt om vol te houden. Wetend van liefde en toekomst.