Ieder mens wil toch eigenlijk wel gezien worden? Een collega werd geciteerd in een landelijk dagblad. Hij had in het Gezamenlijk Kerkblad verteld hoe hij ergens als gastvoorganger in de kerkeraadskamer door de aanwezige ambtsdragers werd genegeerd. Zij waren met elkaar bezig. Hij kreeg geen aandacht. Ik stel me zo voor, dat in een dergelijke situatie het begin van de dienst ‘zwaar ploegen’ is. Hopelijk luisterde de gemeente wel met aandacht en klonk de lofzang voluit. Gezien worden. Hoe belangrijk is het? Al ben je nog zo verlegen, al vind je het erg lastig om met vreemden te praten, volkomen genegeerd worden doet soms pijn. In ieder geval is het ongemakkelijk. Nadat ik het ietwat ongemakkelijke verhaal gelezen had, dacht ik terug aan de Paasmorgendienst. Er werd iemand gedoopt, een man van 50. Hij zat in een scootmobiel en vertelde vandaaruit in het kort zijn verhaal. Het waarom van zij doop en het waarom van zijn keuze voor de gemeente waarin hij werd gedoopt. In het verleden was hij heel sportief; hij had marinier willen worden. MS zorgde voor zijn beperking. Een Alphacursus had hem enkele jaren geleden op gang geholpen op het spoor van geloven. Maar de gemeente waar deze cursus werd gegeven, wist kennelijk niet goed weg met hem. Zo kwam hij bij ‘de buren’ terecht. Een wat vreemde vogel in de kerkdienst. In zijn scootmobiel, petje op, wat moeilijk pratend. Maar elke week was hij er. Bijna iedereen kende hem bij naam, velen praatten met hem. Hij wist zich welkom en geaccepteerd. Zo groeide hij toe naar het moment van zijn belijdenis en doop. Feest was het, hij hoorde erbij, bij God.

Een andere trouwe kerkganger, in een buurgemeente. De eerste keer dat ik – achter hem zittend – meemaakte hoe hij was, was toen hij luidkeels riep dat de voorganger wat duidelijker moest spreken. De man – noem hem maar Henk – was vertrouwd met wat er in de stad werd gedaan voor dak- en thuislozen. Hij zag eruit, alsof hij een van hen was. Ooit zag ik hem staan op de stoep voor zijn appartement. In kamerjas, op sloffen, een puntige muts en verwarde haren. Hij deed me denken aan Scrooge (uit de Christmas Carol). We hebben elkaar sindsdien aardig goed leren kennen, maar met hem is het net als in het vorige verhaal. Hij komt heel regelmatig in de kerk en hij weet zich er thuis en geaccepteerd. Ook hij mag er zijn, welkom bij de Heer. Deze mannen worden gezien.

Anders dan ik gewend was, is het publiek in de kerken in Amsterdam. Althans voor zover ik het kan waarnemen. Weinig colberts en stropdassen bij de mannen, veel spijkerbroeken. Zou het God iets uitmaken? Ik houd best van wat stijl, maar ik heb wel geleerd dat het waar is dat de Heer het hart aanziet. En Jacobus waarschuwt al voor het beoordelen van zusters en broeders op hun uiterlijk. Het is toch prachtig dat onze God vreemde vogels aantrekt? Jezus kon er ook wat van.  Laat maar weten dat je de ander ziet.