Als emeritus, zwerf ik nogal rond op zondag. Zodoende merk ik, dat in steeds meer kerken gebruik wordt gemaakt van diverse liedbundels. Steeds vaker met behulp van een beamer. In de ene gemeente is de Evangelische Liedbundel favoriet, in een andere Tussentijds. De strakke regie van door de synode voorgeschreven liederen, formulieren en Bijbelvertalingen is verleden tijd. 

Welke kant zal onze Protestante Kerk in Nederland opgaan? Zullen we losser worden of strakker? ‘Opgewekter’ of liturgischer? Het is koffiedik kijken en ik kan ook niet schrijven op basis van onderzoek. Wat nu volgt is nattevingerwerk, gebaseerd op eigen waarneming en gevoel.

De Gereformeerde Bond zal nadrukkelijk merkbaar blijven als stevige kern van onze PKN. Maar ook daar komen er meer en meer veranderingen. Naast de ‘stevige Bonders’ zijn er de laatste jaren steeds meer ‘vage Bonders’ gekomen. Deze laatsten houden wel vast aan de inhoud, maar zijn een stuk vrijer ten aanzien van de vormgeving. Ook gaan zij minder wantrouwend en afstandelijk om met mensen van buiten hun stroming. Hen komen we dan ook tegen binnen de Evangelische Alliantie en allerlei andere christelijke organisaties. Ik verwacht, dat juist door deze ontwikkeling de Bond zal groeien in invloed. Bovendien komen uit deze stroming nogal wat theologische studenten. Niet voor ieder van hen is een plaats binnen een Bondsgemeente beschikbaar, zodat zij uitwaaieren over de kerk en daar hun duidelijkheid mee naar toe nemen. In zekere zin zijn zij voor een groot deel de wachters over het Reformatorische gehalte van onze kerk. En de Bond heeft een uitstekend jeugdwerk.

De Confessionelen hebben moeite om jongeren te bereiken. Plaatselijk niet meer dan anderen, maar wel in de organisatie. Bijeenkomsten zijn overwegend ‘grijs’ en – zoals ik het ervaar – nogal nostalgisch. Opvallend is wel, dat er een behoorlijke groep jongere predikanten in deze kring verkeert. Inhoudelijk zijn zij behoorlijk sterk. Verdwijnen zal deze stroming dan ook niet, maar veel invloed op het beleid van de kerk verwacht ik er niet van.

En dan de Evangelischen. Sterk gegroeid, heeft deze stroming zich een plaats verworven in het hart van de kerk. Hun inbreng sluit aan bij deze tijd. Na een lange periode van nogal verstandelijk bezig zijn met geloven, speelt nu het gevoel een belangrijke rol in de samenleving. Enthousiasme, vrolijke liederen, lofprijzing, nadruk op persoonlijk geloof en Bijbelgebruik en veel creativiteit kenmerken de activiteiten van het Evangelisch Werkverband. Ik denk, dat waar deze stroming ruimte krijgt, menig kerklid binnenboord gebleven is en niet is vertrokken naar een ‘vrije gemeente’. Spanning ontstaat daar, waar men elkaar geen ruimte weet te geven. Waar bijvoorbeeld de predikant, of een groep gemeenteleden, teveel evangelische beleving opdringt. Maar ook daar waar elk voorstel wordt afgewezen. Wanneer er een goede middenweg wordt gevonden, dan is deze stroming een zegen voor de kerk. Ook al omdat er nogal wat jongeren door worden bereikt en aangesproken. 

Het grote midden van de kerk zal van dit alles hier en daar iets merken, maar verder gewoon doorgaan. Het zou goed zijn, wanneer er in het geheel van onze kerk – zeker ook in de collegiale ontmoetingen van de predikanten – telkens weer bekeken wordt wat men van elkaar kan leren. Dat zal ook nodig zijn, want alleen maar doorgaan zoals men gewend is, betekent immers de afkalving accepteren. En dat terwijl we geroepen zijn om met vreugde te verkondigen en ‘mensen (ook onze eigen) te winnen’.

Naar mijn mening ligt de toekomst van de kerk, behalve gelukkig in de hand van de Heer, in het gebruik maken van het brede aanbod dat het huidige vlechtwerk biedt.

Te weten: prediking van de kwaliteit van de Bond (laat elke voorganger pittig studeren en eens een cursus volgen van ‘Passie voor preken’); enthousiasme, warmte en onderlinge verbondenheid als in het Evangelisch Werkverband; studie als binnen de kring van de Confessionelen en kwaliteit van vormgeving als bij de liturgische beweging.

 

Het lijkt mij van belang, dat tenminste eenmaal per jaar tijdens de gemeentevergadering gesproken wordt over de kwaliteit van gemeente – zijn. De Bijbeluitleg, de liederen, de betrokkenheid op elkaar, het aanbod van activiteiten, de plaats en inbreng van de jeugd, enz.

Het huidige ‘vlechtwerk’ biedt veel mogelijkheden. Predikanten en gemeenten kunnen en moeten samenwerken en zullen daarbij gebruik kunnen maken van elkaars kwaliteiten en ervaringen.

De kerk heeft toekomst, maar die komt ons niet aanwaaien.

P. Boomsma