Filippenzen 4: 4 – 7

Overdenking Alledagkerk, Amsterdam. 23 juni 2010.

Fijn, dat u de tijd neemt om even stil te zijn. Te zingen, te bidden, te luisteren. Even stil zijn, tijd nemen, om straks wellicht weer de storm van indrukken aan te kunnen. Er zijn zoveel vragen, er is zoveel dat wij niet begrijpen. Neem ‘de tijd’ bijvoorbeeld. Wat doet die met ons? Wat doen wij met de tijd die we hebben?

Er komt een voortdurende stortvloed van informatie op ons af. En niet alleen via de media, over de dingen die gebeuren en wat jan-en-alleman daarvan vindt. Kijk maar rond: fietsende jongeren met hun mobieltje, joggende mensen met dopjes in de oren, reclameborden en –posters overal. Wij laten ons bestormen en kennen soms geen rust meer. Willen soms ook geen rust. Wanneer het stil wordt, wanneer de agenda leeg is, kan de angst toeslaan dat we niet meer meetellen. Dat we aan de rand van het leven en de samenleving terecht zijn gekomen. Wie draaft en jaagt lijkt succesvol. ‘Als er op een ochtend nauwelijks mails binnenkomen, slaat de vertwijfeling reeds toe’, staat er op de achterflap van het boek ‘Stil de tijd’ van Joke J. Hermsen. Een boek, dat dit verschijnsel van druk moeten zijn kritisch bekijkt. U kent misschien die anekdote van de Afrikaan en de Westerling, waarbij de man uit Afrika zegt: ‘Jullie hebben het horloge, wij hebben de tijd’. Hij ziet ons kennelijk als gejaagde druktemakers.

En dan is er de andere kant. De kant van de leegte, van de verveling, van het wachten. Ooit, in een ver verleden, werd deze kant van de tijd, de kant van de rust en stilte, gezien als een voorwaarde voor het kunnen nadenken en voor het ontstaan van creativiteit.

Maar wij zitten er veelal mee, of we dat nu toegeven of niet. Aan de ene kant voelt het alsof we geen tijd hebben voor van alles en nog wat. Gaan de dagen te snel. Voelen we ons opgejaagd. Ervaren we de agenda als een tiran die ons geen rust en bezinning gunt. Aan de andere kant hebben we moeite met wat we ervaren als lege dagen en uren, en maken we ons zorgen omdat niemand ons nodig lijkt te hebben.

Die beide uitersten: de drukte en de leegte, de dwang en de verveling, brengen alle twee hetzelfde risico mee. Namelijk dat we onszelf kwijtraken, dat we onvrij zijn en geleefd worden door onze gevoelens, of door wat zich aan ons opdringt en wat onze tijd opslokt.

Wanneer Paulus aan de Filippenzen schrijft: ‘Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen’, wat denkt u dan bij een dergelijke opmerking? ‘Ik hoef toch geen allemansvriend te zijn?’ Of: ‘Altijd maar vriendelijk? Veel te soft’. Of doemt er een beeld op van een relaxt mens? Van iemand die lééft en die niet geleefd wórdt?

Wie geleefd wórdt en niet baas is over haar of zijn tijd, voor wie de tijd te snel gaat, dreigt het spook van de vluchtige contacten en van de irritatie. Vluchtige contacten, dat wil zeggen dat men bijvoorbeeld niet kan luisteren en al babbelend alweer om zich heen kijkt, zoekend naar een vluchtweg. En irritatie, omdat een ander met gezeur of onbelangrijke verhalen mijn tijd verdoet. Vriendelijkheid is dan of ver te zoeken of onecht.

‘Tijd’. Het is een boeiend iets. Tijd is bedoeld als een hulpmiddel voor ons om ons bestaan een beetje te ordenen. En het mooie van tijd is, dat deze zo eerlijk verdeeld wordt, dat we allemaal evenveel uren in een dag krijgen. En straks, in de eeuwigheid, bestaat er geen tijd meer, geen klok. Dat betekent ook, dat wat het langst duurt, de eeuwigheid, ons nooit lang kan vallen.

Uit Filippenzen 4 stijgt een ontspannen beeld op. Vreugde, vriendelijkheid en vrede, als een bron die ons bestaan voedt en vult.

En waardoor wordt dan die bron gevoed? Kort en krachtig geeft Paulus dat aan. Het is het besef: ‘De Heer is nabij’. Waarom laat ik mij opjagen? Waardoor laat ik mij in de put duwen? Waarom laat ik me beïnvloeden door van alles en nog wat dat op mij afstormt? De Heer is bij me. Met Hem ben ik ‘meer dan overwinnaar’. Wie of wat kan mij deren? Wie of wat is belangrijker dan deze nabijheid?

De vraag, wat het is dat mijn gevoel, mijn leven, bepaalt en wat mijn gedachten vult. De vraag hoe ik mijn tijd ervaar, als vol of als leeg. Boven die vragen uit stijgt dit vertrouwen: De Heer is nabij. Zou er een betere, een zinvoller beïnvloeding van ons bestaan zijn dan dit vertrouwen?

De Heer is met u.