De bijbel is niet geschreven opdat wij zouden muggenziften, maar opdat we zouden geloven (Johannes 20: 30 en 31) en doen (Matteüs 25: 31 – 46). Maar zo nu en dan is het ook gewoon leuk om na te denken over ‘prikkelteksten’. Dat zijn teksten, waarbij ik me dan ineens afvraag: ‘Staat dat er wel?’, of: ‘Waarom is dat zo vertaald?’.

Een paar voorbeelden.

 

1.       ‘Dwazen denken: Er is geen God’. Het staat in Psalm 10, 14 en 53. Ik vond het lange tijd een nare tekst. Zoveel mensen die niet kunnen of willen geloven, zijn toch niet zomaar dwaas te noemen? Toen ontdekte ik, dat hier niet gaat om theoretisch atheïsme; om de gedachte dat er geen God zou bestaan. Het gaat om praktisch atheïsme (en dus ook over mijzelf). De ‘dwaas’ is de mens die denkt dat God nooit verantwoording zal vragen.

2.       Hoe wist Kaïn dat zijn offer niet werd aangenomen (Genesis 4: 5 en 6)? Vaak wordt als antwoord op die vraag gezegd dat de rook van zijn offer niet opsteeg, maar neersloeg. Leuk bedacht. Het is een beeld dat we kennen van oude platen. Maar het staat nergens.

3.       De kerststal. Boven de stal een ster en in de stal de wijzen. Zo kennen we het tafereel. Maar de wijzen zijn nooit in de stal geweest. Jozef en Maria waren met

      het Kind op de 40e dag na de geboorte in de tempel in Jeruzalem en gingen vandaar naar huis. De wijzen kwamen ongeveer een jaar na de geboorte van Jezus bij Herodes en de ster bracht hen naar het huis waar Jezus was (Matteüs 2: 11).

4.       ‘Nadat ze geluisterd hadden naar wat de koning hun opdroeg’, staat er nu in Matteüs 2: 9. De vertaling ‘Zij hoorden de koning aan …’ (NBG 1951, Statenvertaling) is mijns inziens beter. Zij deden immers niet wat aan hen was opgedragen. Wanneer mijn kinderen mij aanhoren als ik aan hen opdracht geef om de afwas te doen, sta ik wel zelf daarna aan het aanrecht.

5.       Kent u het huishouden van Jan Steen? En wanneer u denkt aan dat schilderij, ziet u dan de hondjes rond de tafel, die de vloer schoon houden? Het is mij dan ook een raadsel waarom in Matteüs 15: 26 het beledigende ‘honden’ wordt gebruikt, in plaats van het gezellige en huiselijke woord ‘hondjes’. Vooral is het een raadsel, omdat er in het Grieks echt een verkleinwoord wordt gebruikt.

6.       Hoe u leest is iets anders dan wat u leest. Wanneer iemand vraagt wat u leest, dan is dat wat je zou kunnen noemen een technische vraag. Het antwoord kan zijn dat u de krant leest of een bepaald boek. Wanneer Jezus vraagt hoe iemand leest, dan gaat het over inhoud en over reactie. Leest u alleen maar? Of denkt u er ook over na wat het betekent en wat u gaat doen met wat u leest? Ik begrijp dan ook niet, waarom de vraag van Jezus in Lucas 10: 26 is vertaald met ‘Wat leest u daar?’ Het Grieks gebruikt in deze vraag het woord ‘poos’ en dat betekent toch echt: Hoe.