Twee keer per jaar hangt er op de viskraam, die op woensdag op een plein hier vlakbij staat, een briefje. De tekst vermeldt, dat de vishandelaar de volgende week niet aanwezig zal zijn in verband met de biddag op Urk, zijn woonplaats. De eerste keer dat ik dit zag staan, was ik onder de indruk van het getuigenis van afhankelijkheid dat de man hierdoor gaf. In plaats van te zorgen voor zijn inkomen, gaat hij bidden en danken.

Zelf preek ik al jaren op biddag in een dorp in Friesland. In de kerk zit dan een aantal boeren en zelfstandigen, maar vooral werknemers. Op biddag deelt men daar pootaardappels uit na afloop van de dienst. Op dankdag wordt de oogst verzameld en de opbrengst gaat naar de voedselbank. En wie geen tuintje heeft (of geen zin) koopt een zak aardappelen en neemt die mee.

De preek gaat meestal over rentmeesterschap. Wij zijn verantwoordelijk tegenover God en zijn schepping en tegenover onze medemensen voor wat we zijn en wat we hebben. Wie voor zichzelf leeft en alleen voor zichzelf zorgt, kan nog zoveel lijken en nog zoveel hebben, maar is een arm mens. Daarbij gaat het natuurlijk ook over de hoop die bij ieder leeft. Hoop op een goed seizoen. Hoop dat het werk blijft. Hoop dat men gezond blijft om te doen wat gedaan kan en moet worden. Dat is niet een egoïstisch verlanglijstje, maar het delen van wat je bezig houdt. Wie bidt voor de dingen van elke dag, laat daarmee zien, dat God niet beleefd wordt als een Sinterklaas. Er klinkt in het gebed door, dat het besef, dat het vertrouwen leeft, dat de Heer betrokken is op zijn wereld en op ons mensen daarin.

Hoewel er in veel kerken aandacht is voor biddag op de zondag die volgt op de ooit veel gebruikte 2e woensdag in maart, vind ik het persoonlijk heel bijzonder dat mensen op die doordeweekse dag samenkomen in een eredienst. Samen spreek je het verlangen uit dat je de mogelijkheden zult krijgen om God en je naaste te dienen en samen eer je God als de Schepper van wie je afhankelijk bent.

 

Pieter Boomsma