Hemelvaart is een feest. Dat wisten we natuurlijk. Zo is het ons geleerd. Maar wat vieren we?

Allereerst dat Jezus heeft kunnen doen waar hij voor kwam. Zijn werk is in alle opzichten volbracht, zoals hij aan het kruis van Golgota heeft gezegd. Nu komt de bekroning. Nadat zijn Vader hem terughaalde uit de dood, kan hij nu terug naar waar hij thuis hoort. Maar hoe gaat het dan verder met zijn mensen? Drie jaar lang hebben zij gehoord en gezien wat hij zei en deed. Drie jaar lang is Jezus bezig geweest om aan hen duidelijk te maken wat de bedoeling was van zijn komst onder de mensen. Drie jaar lang heeft hij hen voorgehouden wat het betekent om een burger te zijn van het Koninkrijk van God. Wat de boodschap was en wat de levensstijl.

Maar de schok van wat er gebeurd is, is nog nauwelijks verwerkt. En de versterking van die schok, veroorzaakt door zijn verschijningen, is nog vers. De hoop is bij een aantal opgelaaid, anderen twijfelen nog altijd.

En nu komt het definitieve vertrek. Ondanks de nieuwe hoop die zij hadden gevat, komt er toch een eind aan de nabijheid van Jezus.

Hun positie doet sterk denken aan de onze. Tenminste wanneer wij blijven steken in de dankbaarheid voor de gevolgen van het offer en de opstanding van Jezus. Immers, hoe belangrijk en geweldig deze ook zijn, ze zijn geen doel in zichzelf. Jezus heeft deze weg niet afgelegd om ons in een comfortabele ‘wolkenwagen’ uiteindelijk hemelwaarts te kunnen voeren. Gelukkig is die bestemming voor ons weggelegd, maar er is meer aan de hand. Zijn werk moet doorgaan. De ‘eerste klap’ is uitgedeeld, maar er is nog een wereld te winnen – en dat is mee aan ons toevertrouwd.

Daar staan we niet alleen voor gelukkig. ‘Al heeft hij ons verlaten, hij laat ons niet alleen.’ Het bijzondere is, dat Jezus zei dat het goed was dat hij wegging. Zou hij niet gaan, dan kon de heilige Geest niet komen. Dat is de tweede reden waarom Hemelvaart een feest is. De situatie is voor ons beter geworden. De aanwezigheid van Jezus is niet langer aan plaats en tijd gebonden. Zo was het destijds. Maar de verbetering van de situatie is dat hij  nu altijd en overal aanwezig is. En dat niet zomaar, maar met kracht, met vernieuwende en overtuigende kracht. Zo sterk zelfs, dat wij nooit met de mond vol tanden hoeven te staan. De Geest zal ons te binnen brengen wat we moeten zeggen als het er op aan komt.

Er valt dus, op weg naar Pinksteren, heel wat te vieren. De actieve aanwezigheid van de levende Heer, die ons begeleidt nu wij als volgelingen van Jezus door gaan met het werk waar hij mee begon, is toch zeker een feest waard. De Geest van God, die aan de kerk en dus aan ons gegeven is en die verrassend ons leven vorm kan en wil geven. Wat wil een mens nog meer?