Hij vertelde, hoe hij door de oranjegekleurde straten van de stad liep en zichzelf een belangrijke vraag stelde. ‘Wat is dat toch, dat ik zo gegrepen ben door voetbal? Dat ik honderden euro’s wil uitgeven aan een seizoenkaart? Dat ik de tranen in de ogen krijg wanneer mijn club verliest?’

 

De mening, dat de jongere generatie zich nergens aan wil binden, gaat dus niet in alle gevallen op. De gedachte, dat sommige jongeren denken dat je met een 10 euro per jaar als bijdrage wel klaar bent en dat ze niet meer zullen willen geven, gaat dus niet in alle gevallen op.

 

De vraag die dan opkomt is dus: Kan de kerk dit ook bereiken? Een dergelijke sterke band met leden en ‘supporters’. Of de kerk het zou moeten willen is naar mijn mening geen vraag. Als ‘Lichaam van Christus’ hebben we geen keus. Zonder stevige onderlinge band, zijn we zwaar gehandicapt en kunnen we niet zijn en doen wat de Heer van ons vraagt.

 

Nog een andere waarneming deed die door de stad wandelende voetbalfan. Het oranje bleek een geweldig bindmiddel te zijn. Autochtone en allochtone Nederlanders waren ‘verenigd’. Een moslima met oranje hoofddoek. Een Turks koffiehuis vol vlaggen. Wie het Museumplein van bovenaf kon bekijken, zag één grote oranje massa. Van dichterbij bekeken was het duidelijk, dat er nog altijd veel verscheidenheid was. Maar er was ook eenheid. En niemand had in de feestsfeer de behoefte om de verschillen te benadrukken. Men vierde een gezamenlijk iets.

Was die houding niet vanouds de droom van iedereen die zich inzette voor de oecumene? Was dat niet het verlangen van heel veel mensen die hoopten dat de kerken zich zouden inzetten voor wat Jezus bad?  ‘Laat hen allen één zijn, Vader.’ Jezus vroeg niet of we allemaal gelijk zouden zijn. De één draagt een oranje hoed, de ander een T – shirt en de derde een oranje jurk. Verscheidenheid troef en die variatie is prachtig. Zolang de hoeden maar niet gaan schelden op of vechten met de jurken.

Wat wij nodig hebben, als kerken, is een duidelijke en samenbindende gerichtheid. Zoals Paulus schreef dat hij maar één ding wilde: Jezus Christus, gekruisigd voor de zonde van de wereld en opgestaan als teken van verzoening en van Gods overwinning. Als teken van hoop en van vernieuwing. Dat is waar het om gaat. Dat is wat de kerk (aan zichzelf en) aan de wereld als boodschap te melden heeft.

Ik ben er van overtuigd, dat een dergelijke focus, een dergelijke duidelijke missie, niet alleen een sterke bindende factor is, maar ook een aantrekkelijke sfeer schept. Dan is immers duidelijk dat wij niet voor onszelf bestaan. Dat de kerk niet bestaat om ons te knuffelen alleen (het mag natuurlijk best even zo nu en dan) en ons naar de hemel te begeleiden (hoe prachtig dat perspectief ook is). Dan hebben we duidelijk voor ogen waarom we er zijn en dan krijgt creativiteit en samenwerking alle ruimte. Dan valt er veel te winnen.