Van theologen, die zich tot in het oneindige bezighouden met gedachtespinsels, ben ik geen fan. Haast automatisch gaan mijn gedachten dan naar Matteüs 25, naar de mensen die het volgens Jezus begrepen hebben en zieken en gevangenen bezoeken en hongerigen voeden. Maar goed, er moet natuurlijk ook nagedacht worden – en goed ook. God liefhebben met je verstand betekent toch minstens dat je het verstand voluit gebruikt. Maar waarvoor gebruik je het? Om te muggenziften? Om alsmaar om de hete brij heen te draaien? Om jezelf vragen te stellen die je niet verder helpen?

De Engelse schrijver en apologeet (verdediger van het christelijke geloof) C.S. Lewis, vergeleek (sommige) theologen in zijn tijd (midden vorige eeuw) eens met mensen die de zaadjes van varens zo grondig bestuderen, dat zij de olifanten die tussen de varens staan niet meer zien. Niets mis met het bestuderen van varens, maar staar je niet blind.

Denk niet dat dit dus gaat over professoren en predikanten alleen. Binnen onze kerk bestaat een veelheid aan ‘theologen’. Een deel van de kerkleden leest gelukkig nog behoorlijk veel. Zij zijn dan ook aardig op de hoogte van wat er zoal aan nieuwe ideeën tevoorschijn komt. Verwarrend voor de één, verrijkend voor de ander. Of het altijd geloofsopbouwend is? Of stimulerend tot inzet? Het kan natuurlijk zijn, dat het blijft bij een zaak van het hoofd. Dat het blijft bij gedachten en woorden die er niet toe bijdragen dat men toegroeit naar de gezindheid (de instelling, de mentaliteit) van Christus. Maar wie nergens belangstelling voor heeft, is geen hoopgevende leerling.

Wat er de vorige week op de agenda van onze synode stond, heeft in ieder geval weer heel wat losgemaakt. Twee rapporten, één over de vraag hoe te spreken over God en het andere over de Islam. Wat het eerste betreft, krijg ik zo langzamerhand de indruk dat Job maar onze leermeester moet zijn. De man die, na ontzettend veel getheoretiseer over God, tot de conclusie kwam dat hij de hand maar op de mond moest leggen. Alle ideeën over God werden uitgesproken – zo ontdekte Job – toen hij God alleen maar ‘van horen zeggen’ kende. Enige bescheidenheid kan dus bij dit onderwerp geen kwaad. Het zal er om gaan of en hoe de Here God zichzelf bekend maakt aan ons mensen. En deed Hij dat niet allereerst in de Persoon van Jezus?

Jezus is dan ook het struikelblok voor hen die al vooraf allerlei commentaar gaven op het rapport over de ontmoeting met de Islam. Waarom de verschillen benoemen?, vroeg iemand zich af. Een predikant schreef op zijn weblog dat wij veel kunnen leren van Mohammed. Een commentator reageerde daarop weer met de vraag wat dat dan wel was. Mohammed had immers alles uit de Bijbel en de verhalen van het Jodendom en het Christendom gehaald (de Islam ontstond rond 700 na Christus).

Nu ik dit schrijf, weet ik nog niet wat de gesprekken opleveren. Maar ik hoop wel, dat Jezus ‘hoog gehouden’ wordt.