‘Ik heb een vraag’, zei hij. Het was na afloop van een dienst waarin het onderwerp ‘eeuwigheid’ aan de orde was geweest. Ik was de preek begonnen met het verhaal over de monnik die zo heel erg graag wilde weten wat nu toch eeuwigheid was. De legende vertelt, hoe deze monnik op een dag een vogel hoort fluiten in de kloostertuin. Hij luistert en volgt de vogel wanneer deze van boom naar boom vliegt en steeds weer zijn geluid laat horen. Wanneer dan de kloosterbel aangeeft dat het tijd is voor de maaltijd, loopt de monnik terug en ontdekt dat er aan het gebouw van alles veranderd is. Uit eindelijk blijkt dat iemand met zijn naam 365 (andere versies van het verhaal zeggen zelfs 1000) jaar eerder spoorloos was verdwenen.

Duizend jaar is bij de Heer als een dag en een dag als duizend jaar. Eeuwigheid. Is het zoiets als ruimte zonder tijd – en zonder verveling?

Het verhaal van de verdwenen monnik, die na vele jaren toch weer opdook, was aanleiding voor de vraag na de kerkdienst.

‘Er is bij ons thuis een stevige discussie gaande over reïncarnatie”, zei hij. ‘Bedoelde jij nu met je verhaal te zeggen dat er reïncarnatie bestaat?’

Mijn antwoord was stevig ontkennend. Ik geloof wel in opstanding, maar niet in de vloek van reïncarnatie. Een vloek, want het gaat er (oorspronkelijk tenminste) immers om dat je leven na leven maar moet proberen om het zo goed te doen dat je uiteindelijk bevrijd wordt en niet meer terug hoeft te komen in alweer een volgend leven.

Onze bevrijding vraagt minder tijd en vroeg maar één leven. Wij mogen weten, dat we na ons sterven: ‘Hem zullen zien zoals hij is’.

Maar wat mij raakte in zijn vraag, was dat het kennelijk zo gemakkelijk is om (een onderdeel van) een preek voor jezelf te vertalen naar waar je mee bezig bent in je gedachten.

Het verschijnsel was me wel bekend. Wanneer mensen na een dienst reageren op wat er gezegd is, hoor je soms dingen, terwijl je geen flauw vermoeden hebt dat je het daarover hebt gehad. Wat wij horen, passen we op de één of andere manier in, zodat het aansluit bij wat de hoorders van de preek

bezighoudt op dat moment.

Wie leert preken, leert ook dat er moet worden geprobeerd om zoveel mogelijk rekening te houden met de hoorders. Maar dat blijkt dus een hachelijke onderneming te zijn. Tenzij er een ramp in stad of dorp is gebeurd, is het onvoorspelbaar wat er in de hoofden en harten van de aanwezige mensen omgaat.

En dan kun je dus vragen krijgen zoals ik die kreeg. Het zou frustrerend kunnen zijn om te merken dat je zo weinig hebt in te brengen; dat je geen idee hebt hoe de mensen je verstaan. De troost is echter, dat het wel eens de Geest van God zou kunnen zijn die mensen vanuit de woordenbrij laat oppikken wat zij nodig hebben.