De laatste stukjes die ik schreef waren wat zwaar van toon en inhoud. En dat mag volgens mij best aan het begin van de Lijdenstijd. Het zijn indrukwekkende dagen. Tegen de gewoonte om deze periode van het kerkelijk jaar te verzachten door een wat mildere naamgeving te gebruiken, zoals ‘veertigdagentijd’, heb ik ook geen bezwaar. Maar waarom de dingen niet bij hun naam noemen?

Het is de weg van Jezus naar Jeruzalem. De weg van verguizing, teleurstelling en uiteindelijk de dood. Lijden dus. En dat voor de dwaasheid van heel de wereld, die meende en meent wel zonder God te kunnen.

Toch is het niet allemaal somber en duister in deze dagen. De ‘glorie van Pasen’ schemert al door de pijnlijke verhalen heen.

Zeker, de opmerkingen vol onbegrip van de leerlingen en de holle kreten van het publiek in Jeruzalem, doen pijn aan de oren. De frustratie en vijandigheid van de leiders van het volk nodigen uit tot onze verbijstering om zoveel gebrek aan inzicht. Maar het was de weg die Jezus wilde gaan. Hiervoor was hij, willens en wetens, gekomen. Dit was de weg waarlangs de boeien van het kwade zouden worden verbroken. Langs deze weg zouden wij wegkomen uit de macht van Satan. Niet meer machteloos zonder in de gaten te hebben dat we slaven zijn. Maar bevrijd en Konings-kinderen.

Wanneer straks het Paasfeest aanbreekt, dan is het goed om terug te denken aan die oude gewoonte van de Kerk. Een gewoonte, die wat mij betreft niet beperkt hoeft te blijven tot de dienst met Pasen alleen. In de oude Kerk, in ieder geval in delen er van, kende men het paaslachen. Op uitnodiging van de priester, barsten de aanwezigen uit in gelach. De duivel werd uitgelachen. Hij had immers de strijd verloren. Nu is het meestal niet aardig om een verliezer uit te lachen, maar in dit geval is er alle reden toe.

Wanneer wij iets van dat feestelijke lachen zouden kunnen terughalen, dan zou dat twee – mijns inziens positieve - kanten hebben. In de eerste plaats werden wij er bij bepaald, dat er inderdaad een strijd gestreden was. En dat ten dode. Daarbij even stilstaan, kan geen kwaad in een tijd waarin we ook in de kerk verwachten dat de dienst leuk en aantrekkelijk is. De navolging van Jezus is geen spel. En het bij God mogen horen is niet goedkoop. Maar de overwinning is behaald en Gods Koninkrijk komt. Dat is een gulle lach waard.

In de tweede plaats maakt het paaslachen duidelijk dat er een tegenstander was en is, die gevaarlijk is. Deze waart nog immer rond om ons onderuit te halen. Waarschijnlijk niet meer met grof geweld, zoals eerder in de kerkgeschiedenis, maar tegenwoordig heel geleidelijk. Hij is wel overwonnen, maar heeft nog steeds ruimte om ons in slaap te sussen. Wanneer dat gebeurt, dan zijn wij niet zozeer ‘overwinnaars met Hem’, maar meer leunstoelchristenen.

Een goede lach, in het gezicht van Gods tegenstander, houdt ons waakzaam en tegelijk vrolijk.