Het is een wereld die ik niet ken en waarvan ik niets begrijp. Een wereld van groot geld en aandelen. Van jonge kereltjes die miljoenen toegeschoven krijgen omdat ze goed met een bal om kunnen gaan en behoorlijk inzicht hebben in het voetbalspel. Een wereld waarin ongestraft mensen kunnen worden ‘verkocht’ (de spelers) en waarin – naar het schijnt - soms wedstrijden worden verkocht (maar dat wordt wel bestraft).

Deze ’wereld’ is in het nieuws momenteel. Een door Johan Cruijff geleide opstand zorgt voor veel rumoer bij Ajax.  En misschien lijkt het ver gezocht, maar dat hele gedoe past voor mijn gevoel in deze tijd van het kerkelijk jaar. Een aantal oud – Ajaxieden maakt zich zorgen. Het gaat met de club anders dan zij zich hadden voorgesteld. Het is alweer jaren geleden dat Ajax eens kampioen werd van Nederland. En in de traditie van deze voetbalclub moet de jeugdopleiding zorgen voor goede aanvoer van klassespelers en dus van successen. Teleurgesteld zijn ze en dus komen ze in opstand. Verzet tegen de leiding van de club, zodat het bestuur nu is gesneuveld.

Waar kennen we dat verhaal van?

Mensen, die een bepaalde verwachting hebben en die, wanneer de dingen anders lopen, overlopen en de boel opblazen. Mensen, die reageren in de trant van: Als het niet gaat zoals ik verwacht, dan zal het helemaal niet gaan!

En Judas stond op van tafel en ging naar buiten. Jezus keek hem na, ongetwijfeld met verdriet over de keuze die deze leerling maakte.

Cruijff en de zijnen zullen het wel goed bedoelen, maar de manier waarop zij optreden, verdient bepaalt geen schoonheidsprijs.

Wat Judas betreft, blijven we natuurlijk zitten met een lastige vraag. De dingen moesten gaan zoals ze zijn gegaan. Judas speelde daar een belangrijke rol in. Hij ging er zelfs aan onderdoor. Was hij zelf verantwoordelijk, of was hij een speelbal in een goddelijk plan? Hoe het ook was, de man is een tragische figuur en zijn eigen verantwoordelijkheid blijft te allen tijde staan.

Wel kan men zich als lezer van het verhaal afvragen wat het verschil is geweest tussen Judas en de andere leerlingen. Ook zij hadden hun verwachtingen van Jezus. De broers Johannes en Jacobus waren zelfs al bezig met de zetelverdeling in ‘het kabinet’ van koning Jezus. Toch blijven de andere elf trouw. Zo trouw zelfs, dat Thomas zei dat zij maar met Jezus mee moesten gaan naar Jeruzalem om daar ook te sterven. Pas toen het er op aan kwam doken zij weg. Maar ze bleven in de buurt. Waarom bracht Judas dat niet op?

En wat zouden we zelf hebben gedaan? Wanneer het geloven heel andere gevolgen blijkt te hebben dan wat we er van verwachten, wat doen wij dan? Wanneer God niet reageert op wat wij van hem vragen, wat doen wij dan? Hebben wij zoveel vertrouwen, dat we volhouden als de dingen zo heel anders lopen dan wij zouden hopen en willen?

Het zijn lastige vragen, vooral ook omdat wij meestal niet onder druk staan. Misschien is het juist daarom goed om ons af te blijven vragen hoe trouw wij zijn.