Een prachtig lied vind ik het: ‘Er is een land van louter licht, waar heil’gen heersers zijn’. Niet, dat ik in het algemeen zo dol ben op ‘heersers’, maar in dat land moeten het toch wel zeer aangename figuren zijn. Zij zijn immers verantwoording verschuldigd aan de hoogste en meest rechtvaardige Autoriteit – aan de Heer, onze God.

Niet dat heersers in minder ‘lichte’ landen altijd onaangename figuren zijn, maar die weten niet altijd hoe zij aan hun verantwoordelijkheid vorm moeten geven. Dat is tenminste mijn indruk. En omdat zij zoeken naar begaanbare wegen en rekening willen houden met wat naar hun idee haalbaar is, gebeuren er soms dingen die duistere wolken vormen en levens zwaar maken.

Zoals in de buurt van Coevorden. Dat gezin dat geen kant uit kan, maar wel moet worden uitgezet. Waarheen weet niemand. Hij moslim uit Afghanistan, zij christen uit Tadzjikistan en twee kinderen (11 en 9 jaar oud) die in Nederland zijn opgegroeid, waar het gezin al tien jaar woont. Alles hebben zij geprobeerd om uitreispapieren te krijgen, maar hun ‘thuislanden’ werken niet mee. En wat zou er met hen gebeuren, wanneer het hen, als gemengd gehuwden, zou lukken om af te reizen naar één van die twee landen? We weten hoe welkom christenen daar zijn.

Wat zijn dat voor regels van ‘onze heersers’, die dan een dergelijk uitzettingsbesluit nemen? En hoe denken zij dat uit te voeren? Gewoon de mensen op straat zetten en doen alsof dan het probleem is opgelost? Iets in de sfeer van: Wat ik niet zie dat deert mij niet?

Wanneer dit zo doorgaat, dan scheppen wij een groep (mag je hen ‘Wildersmensen’ noemen?) die noodgedwongen onzichtbaar door onze samenleving zwerft. Een groeiende groep, die afhankelijk is van de moed en de burgerlijke ongehoorzaamheid van wie dit gedrag niet toelaatbaar vindt. Kerkleden, maar ook anderen.

Soms komt bij mij het beeld op van de joodse vluchtelingen aan het eind van de dertiger jaren. Toen werden dezen door Nederland en andere landen teruggestuurd naar Duitsland, waar zij nogal eens direct door konden naar de kampen. Jammer dan, maar wij waren er van af. Ik weet, dat er dan geroepen wordt dat een dergelijke vergelijking niet mag. Maar ik blijf mij afvragen waarom dat niet zou mogen. Hebben we niet geleerd, dat een volk dat geen lessen trekt uit de geschiedenis, telkens de fouten die in het verleden zijn gemaakt zal herhalen?

Wij leven nog niet in dat land van louter licht. Maar we zouden ons natuurlijk wel af kunnen vragen hoe er van dat licht alvast iets zou kunnen afstralen naar ons land. Zoals het nu gaat, worden wij gedwongen om in sommige situaties een antwoord te zoeken op de vraag wie wij moeten gehoorzamen. Onze overheid, met regels die onbegrijpelijk en voor het gevoel van velen onrechtvaardig zijn, of ons geweten. Om niet te zeggen: onze Heer. Hij heeft ons geleerd om de herbergzaamheid in acht te nemen en de vreemdeling lief te hebben.