Waarom willen wij eigenlijk goed doen en goed zijn? Waarom ruimte geven aan onze naaste, de ‘vreemdeling herbergen’ en vrede houden voorzover het van ons afhangt?

Het zijn zomaar een paar onderwerpen, die de Bijbel ons voorhoudt, en van een christen mag je verwachten dat ze serieus worden genomen.

Maar waarom eigenlijk? Het meest voor de hand liggende antwoord zal zijn, dat we dat willen omdat God het vraagt. Maar dan nog blijft de vraag staan. Waarom willen we het? En dan hebben we het er maar niet over dat we het niet altijd willen of dat het ons niet altijd lukt.

Ik moest denken aan deze vraag toen ik een verhaal hoorde over een jong paar, dat zich ergens in Azië inzette voor de LEPRAzending.

Iemand maakte over hen een opmerking tegenover een leprapatiënt: “Toch wel geweldig, dat deze mensen hier zijn om jullie te helpen, zover van hun eigen familie en vrienden”.

Het antwoord was totaal onverwacht: “Hoezo geweldig? Zij moeten zich in hun vorige leven wel erg slecht gedragen hebben, dat zij dit nu moeten doen”.

Met andere woorden: Zij zijn hier om hun karma op te vijzelen. Ze doen het dus eigenlijk meer voor zichzelf dan voor ons. Wij zijn er natuurlijk heel erg mee geholpen, maar dat is een andere zaak.

Hoe overbrug je een dergelijke culturele kloof? Hoe wordt het ooit duidelijk aan mensen, die denken dat zij karma moeten verzamelen om het in een volgend leven beter te hebben, dat het de liefde van Christus is waar het om gaat?

Maar goed, waarom zoeken wij het goede te doen? Vanuit het geloof zijn er in ieder geval twee redenen te noemen. Ik denk zelf allereerst aan de woorden van Jezus in de Bergrede: “Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel”.

Maar ook dan blijft nog de vraag staan: Waarom zou je?

Het antwoord op die vraag is onder meer honderden jaren geleden gegeven, toen de Heidelbergse Catechismus werd geschreven. Dat leerboek voor de kerk en het gezin kent een driedeling. Het begint met de schets van de situatie waar wij mensen in terecht waren gekomen. Zonder God, waren we verdwaalden. We wisten niet waar we vandaan kwamen, waar we waren en waar we het moesten zoeken (‘ellende’ noemt de Catechismus dat). Daarna wordt behandeld wat de liefde van God aan deze toestand heeft gedaan door Jezus (‘verlossing’). En dan – het grootste deel van dit leerboek: de ‘dankbaarheid’.

Uiteindelijk is dat het. Wie ook maar enigszins beseft wat het Jezus heeft gekost om ons te bevrijden, verlangt er naar om Hem te kennen, te volgen en te dienen. Om door te gaan met het werk waar Hij mee begon en dat Hij ons nu heeft toevertrouwd. Daartoe is Hij bij ons en daartoe heeft Hij ons zijn Geest gegeven.

Waarom wij goed willen zijn en doen? Om onze dankbaarheid te tonen en om naar onze Vader te verwijzen en zo de wereld ietsje beter achter te laten en mensen ruimte te geven om te leven.