Het verraste me. In de gebedsbrief van Open Doors, de organisatie voor vervolgde christenen, stond te lezen dat de kerk in Noord – Korea groeit. Een land waar het nog echt gevaarlijk is om te geloven in Jezus Christus. Een land waar christenen worden opgesloten in kampen en gruwelijk worden behandeld. In een dergelijk land groeit de kerk.

Ik voel me beschaamd wanneer ik zoiets lees. In ons land lijkt het steeds moeilijker te worden om aan mensen duidelijk te maken dat Jezus er toe doet. De PKN verloor vorig jaar weer 50.000 leden. Een vloedgolf, die niet lijkt te keren. En ik weet ook wel, dat niet al die mensen ongelovig of buitenkerkelijk worden, maar ik zou zo graag zien dat ook onze kerk groeit. Zowel in aantal als in kwaliteit.

Is het dan echt nodig, om in ellendige omstandigheden te leven voordat er ruimte is voor het Evangelie? Dat zou toch dwaas zijn? Maar is het dan zo, dat waar het geloven niets kost (ik heb niet over de kerkelijke bijdrage), het voor mensen niet de moeite waard is?

Laten we eerlijk zijn, in het algemeen zijn wij niet de meest enthousiaste en toegewijde christenen. Wanneer heb ik/hebt u voor het laatst met iemand over het Evangelie gesproken? Wanneer voor het laatst aan iemand kunnen uitleggen wat het geloven voor u betekent? Wie Jezus Christus voor u is?

Ik merk gelukkig vaak, bij anderen en bij mij zelf, dat het geloof van groot belang is. De verbondenheid en de omgang met God zouden heel veel mensen niet kunnen en niet willen missen. Dat is fantastisch en iets om heel dankbaar voor te zijn.

Maar het delen van dat geluk? In hoeverre weten bijvoorbeeld onze kinderen en kleinkinderen hoe belangrijk het geloof in Jezus voor ons is? Niet alleen de christelijke gewoonten als het gebed, het Bijbellezen, de kerkgang en het geloven dat God bestaat. Maar wat dat allemaal voor ons betekent; hoe het ons raakt en hoe het de kern van ons bestaan is.

In een land als Noord – Korea moet je oppassen als ouders, net als vroeger in de Sovjet – Unie, wat je kinderen mogen weten van je geloof. Geheime dienst en politie gebruiken graag de verhalen van kinderen om er achter te komen waar de ouders in geloven. De pseudogoden van partij of leider, of de levende God.

Het verschil is zo groot. Neem de leider van Noord – Korea. Als een godje wordt hij geëerd, maar zijn volk lijdt onder zijn waanzin. Honger en onvrijheid zijn de zegeningen die het resultaat zijn van deze ‘eredienst’.

De leegheid er van is misschien wel de reden waarom mensen open staan voor de liefde van God.

Maar wij dan? Wat zijn onze goden? Wie en wat dienen wij, zodat de vraag naar de echte God door weinigen gesteld wordt?

Maar wanneer we dan weer Advent vieren dan verdwijnen voor mij de soms sombere gedachten. ‘Hij heeft in liefde naar ons omgezien en is gekomen.’ En daar hoort natuurlijk bij: ‘Hoe zal ik U ontvangen?’