‘Waarom mocht er aan een priester niets mankeren? God houdt toch ook van wie zwak, kwetsbaar en gebrekkig is?’

Ze stelde de vraag, omdat ze er tegen aan was gelopen in Leviticus 21. De priesters, die dienst deden in de tabernakel, het teken van Gods aanwezigheid bij zijn volk, moesten mannen zijn waar niets aan mankeerde. Datzelfde gold ook voor de dieren die daar werden geofferd. Men kon niet aankomen met wat men toch wel kwijt wilde. Het beste van het beste, dat was de bedoeling.

Op haar vraag kon ik niet zomaar een antwoord geven. Ik zou het eens nakijken. En hoewel ik wel aardig wat boeken heb staan, was er geen bij waarin ik een duidelijk antwoord vond. Priesters waren geheiligde mensen, voor God afgezonderd in speciale dienst.

Het ‘gebod van gaafheid’ roept veel vragen op. In ieder geval voor mensen van het Nieuwe Testament. Daar immers wordt helemaal duidelijk, dat diegenen, waar iets mee aan de hand is, van Jezus alle aandacht en zorg krijgen. Kwetsbaren worden zalig gesproken.

Maar op de een of andere manier zit het toch ook diep in mensen van onze tijd, dat voor God alleen het beste en het mooiste goed genoeg is. Ooit sprak ik mijn verbazing uit over het feit, dat in landen waar de mensen weinig tot niets hebben, deze zelfde mensen toch meehielpen om prachtige, overdadige kerken te bouwen. Zoals wij dat trouwens in het verleden ook deden en we genieten nog van dat schitterende erfgoed.

Ook het antwoord dat ik destijds kreeg, ging in de richting van ‘voor God is niets mooi genoeg’. Dus geef je Hem het mooiste dat je hebt of kunt maken.

Het blijft voor ons lastig, maar een van de allereerste tekenen van deze eis van gaafheid, klinkt al in het verhaal van Pasen. Voordat de uittocht uit Egypte plaatsvindt, wordt een lam geslacht ‘zonder enig gebrek’. Het klinkt inderdaad alsof we worden gewaarschuwd ons er niet met een koopje van af te maken.

Kun je een heilig God iets aanbieden waar van alles (of zelfs maar iets) aan mankeert?

Wanneer je er zo naar kijkt, dan brengt het ons als vanzelf bij Goede Vrijdag. Het Lam van God was een volmaakt offer. Een mens zonder zonde. Niemand van ons, geen enkel mens, dit ooit hebben gekund. Alleen God, die mens is geworden, kon dat – in onze plaats.

De vraag die werd gesteld, zou ik alleen kunnen beantwoorden vanuit de gedachte, dat God hoog heeft ingezet. Hij wist wel, dat zijn volk, dat de mensheid, nog een heel eind zou afzakken. Kijk alleen maar naar het moment waarop de ‘nakomeling van David’ wordt geboren. Er is dan van het huis van David nauwelijks iets over. Er is nog een timmerman in Nazaret.

Sinds Jezus zichzelf gaf, worden wij allemaal gerekend priesters te zijn. Een koninklijk priesterschap, een volk dat Gods eigendom is. Zo beschrijft Petrus ons, als gelovigen. En omdat Jezus het volmaakte offer bracht, kunnen wij er allemaal bijhoren. Wat ons ook mankeert.