‘Trekken aan een dood paard.’ Dat was de conclusie van een van de mensen, die betrokken waren bij gesprekken over het samen gaan van twee gemeenten. De ene vanouds hervormd, de andere gereformeerd. De ene wat levendiger en creatiever dan de andere. De andere wat statiger en in een prachtig historisch gebouw. Voorlopig staat alles weer op een lage pit.

Wat is dat toch, dat in zoveel plaatsen de samenvoeging niet lukt? Kortgeleden las ik het cijfer van het aantal gemeenten waar het proces wel is geslaagd. Nog niet de helft van het totaal.

Soms is het goed te begrijpen. Dan zijn de verschillen zo groot, dat het elkaar niet aan moet doen. Maar er zijn ook plaatsen waar beide met moeite – grote moeite soms – het hoofd boven water houden. Waarom dan niet de krachten bundelen? Waarom niet het beste van elk meenemen en vol vertrouwen de toekomst in gaan? Ook al weet je niet precies wat die toekomst zal brengen. Duidelijk is dikwijls, dat wanneer er niets gebeurt, de afbouw alleen maar gestaag verder zal gaan – totdat …

Nadat het Lenteakkoord was gesloten, hoorden we tot vervelends toe de uitdrukking ‘over de eigen schaduw heen stappen’. Hoe men zoiets doet is mij een raadsel, maar de bedoeling van de woorden is wel duidelijk. Samen iets bereiken, doe je niet door te proberen je wil aan de ander op te leggen. Het is een kwestie van geven en nemen, totdat je een punt hebt bereikt  waarvan je vertrouwt dat er daarna perspectief gloort.

Wie zo kijkt naar wat ons als kerk is toevertrouwd, beseft dat het er niet om gaat of de dingen ook in de toekomst zullen gaan zoals wij willen of gewend zijn. De enige legitieme vraag is, hoe wij kunnen blijven voldoen (of komen tot) aan wat Jezus van ons vraagt. En wat is dat anders dan het Evangelie bekend maken en mensen maken tot zijn leerlingen. En terwijl we daarmee bezig zijn, zoeken naar wegen tot geloofsgroei en naar zorg voor elkaar. Op die manier de lofzang gaande houden is toch zeker wat van ons verwacht wordt?

Uiteindelijk is de enige basis voor kerkelijke eenheid het gebed van Jezus: ‘Laat hen allen één zijn’. Johannes 17 zou eigenlijk gelezen moeten worden voor elke ontmoeting waarin over een mogelijk samengaan gesproken wordt. Voor mij persoonlijk heeft dit geleid tot de vraag: ‘Wat is er, waardoor ik tegenover de Heer van de Kerk kan verantwoorden dat we gescheiden blijven?’ En dan kan ik van alles en nog wat bedenken, maar als het er op aan komt, zijn er weinig bezwaren die staande blijven. Het enige dat van belang is, is de vraag of Jezus Christus verkondigd wordt. Maar wij struikelen vaak over de randverschijnselen. Over de dingen die we zelf hebben uitgevonden.

Aan een dood paard hoeft niemand te trekken, maar wie vrolijk voortgaat op ’s Heren wegen, wetend dat ondanks onze fratsen het Koninkrijk van God toch komt, kan te allen tijde vertrouwen hebben in de toekomst.