“Er is maar één reden om christen te zijn: Christus.” Als ik het goed heb, is dit een uitspraak van G. K. Chesterton, de Engelse schrijver, die op latere leeftijd tot geloof kwam. Het is een logische uitspraak. De naam ‘christen’ betekent immers dat wij onverbrekelijk verbonden zijn met Christus. Om het te zeggen met de Heidelbergse Catechismus: ‘Waarom wordt u een christen genoemd?’ ‘Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus ben …’ En in zijn brief aan de Romeinen legt Paulus uit wat dit betekent. Christus is het Hoofd en wij, christenen, zijn de leden van het Lichaam, de kerk. Mijns inziens schuilt daarin ook de gedachte dat wij, nu Jezus niet meer lichamelijk aanwezig is in deze wereld, de opdracht hebben gekregen om verder te gaan met waar hij mee begonnen is.

En dat is niet alleen de verkondiging dat God opnieuw begonnen is, dat zijn Koninkrijk is gekomen. Die verkondiging houdt ook in dat zichtbaar gaat worden wat normaal is in dat Koninkrijk. Jezus liet dat zien. In hoe hij bevrijdende aandacht had voor mensen. In hoe de minsten bij hem vooraan kwamen te staan. En ook in zijn verzet tegen schijnheiligheid.

Maar terug naar die ene reden om christen te zijn. Jezus staat nog altijd onder druk. Al vanaf het begin van de kerk. Van alles is er altijd weer geprobeerd om van Jezus niets anders te maken dat een goed voorbeeld, een profeet of een indrukwekkende leraar. In de eerste eeuwen heeft de kerk moeite gehad om

vast te houden aan de twee-eenheid van Jezus: volledig goddelijk en volledig menselijk. Het is ook niet te begrijpen, hooguit te bezingen en vooral te geloven.

De moeite met de Persoon van Jezus heeft vermoedelijk te maken met de bewuste of onbewuste keus welke benadering er wordt gebruikt. Begin je verstandelijk, dan kom je vaak al snel tot de conclusie dat het hele verhaal onlogisch is en daardoor ongeloofwaardig. Hoogstens een sprookje. Begin je zelfverzekerd, dan struikel je over het gegeven dat Jezus het voor ons onmogelijke heeft gedaan. Wat zou hij voor mij kunnen doen wat ik niet zelf kan en wil? Sterven voor mijn tekort? Als ik tekortschiet moet ik dat zelf opknappen. Begin je vanuit het gevoel, dan ligt de verwarring op de loer. Immers, warmte, liefde, blijdschap – het hoort er allemaal bij, maar het is er niet altijd.

Wat er overblijft, is de relatie. God zoekt contact met ons mensen, omgang. In een goede relatie is sprake van liefde. Er is vreugde, dankbaarheid, warmte. Maar het is ook duidelijk dat een relatie vraagt om onderhoud en om groei. Nooit ken je elkaar helemaal, van haver tot gort.

En het is juist in een relatie dat verstand en gevoel beide weer aan bod komen. Je hebt je aan God toevertrouwd. Je erkent dat Jezus Heer is, dat hij je leven mag vormen. In dat proces spelen verstand en gevoel een belangrijke rol. Je bent leerling, van een Leraar waar je met verwondering en dankbaarheid veel van houdt.