Het begon met mijn verbazing over de naam ‘6 oktober’. In Caïro is een brug van die naam. Een vrij nieuwe stad in de buurt van Caïro heet zelfs ‘6 oktober stad’. Toen ik vroeg waarom die datum werd gebruikt voor deze en andere plaatsen, was het antwoord: “Toen hebben we Israël verslagen”.

Dat was in 1973. De aanval werd destijds ingezet op Grote Verzoendag. Syrië en Egypte verrasten op deze belangrijkste feestdag het leger van Israël. De inlichtingendienst was kennelijk niet helemaal wakker geweest. En inderdaad kwamen de Egyptenaren het Suezkanaal over en wisten een aantal slagen te winnen. Dat uiteindelijk deze oorlog verloren werd en de Israëlische militairen tot op 100 kilometer van Caïro oprukten, was kennelijk minder belangrijk voor de aanvallers.

Ik moest weer aan deze dingen denken na de rampzalige strijd in Gaza. Toen deze was afgelopen werd door de Gazanen de overwinning gevierd. Ondanks duizenden doden en enorme vernietiging. Logisch, dat dan de vraag naar boven komt waar deze reactie vandaan komt. Misschien is het iets psychologisch. Wanneer je altijd in de kreukels ligt en je krijgt het zoveelste pak slaag, wat doe je dan? Ga je jezelf nog zieliger vinden, of zoek je een houding waarmee je het zelfvertrouwen oppoetst?

Een (voorlopig) antwoord vond ik in een artikel van ene Abdel-Moneim Said. Hij noemt het Arabische irrationaliteit. Hij schrijft: ‘Je verklaart de overwinning te hebben behaald niet om de doelen die jij hebt bereikt, maar om de doelen die de vijand niet heeft bereikt en die jij zelf had gedefinieerd’. Met andere woorden: Ik bedenk wat de ander had moeten bereiken en als dat niet is gebeurd, heb ik gewonnen. Hoe veel ik ook heb verloren.

Aan deze toestand moest ik denken toen ik las over ‘de tien geboden van Guus Kuijer’. Deze succesvolle schrijver moet naar het lijkt niets hebben van geloven, gelovigen en God. Gebod 1 is: ‘God bestaat niet’. Gebod 6: ‘Wantrouw iedereen die spreekt namens God’. Gebod 7: ‘Geloof is gebaseerd op angst’.

De hoofdletter voor God laat ik maar staan. De geboden waren geschreven in hoofdletters. Kuijer zou waarschijnlijk een kleine gebruiken.

De parallel? Net als veel andere strijders tegen het geloof in God, vormt deze schrijver zich een eigen beeld van wat geloven is. Daarna wordt dat beeld bestreden. Mijns inziens is het een strijd als die van Don Quichotte, die in molens reuzen zag en daartegen ten strijde trok.

Zeker, er zijn mensen die angstig geloven. Zij kunnen zich niet indenken dat God hen accepteert op grond van Jezus’ inzet. Maar is dat de bedoeling? En zeker, er zijn mensen die hun eigen wil opleggen alsof het die van God zou zijn. Maar is dat de weg van Jezus? En tenslotte: Wie kan stellig beweren dat God niet bestaat? Hoe weet men dat?

Maar er zit wel iets leuks in dit gedoe. Wie zich zo druk maakt tegen God en geloven, is er in ieder geval mee bezig.