Een van de verschillen tussen de Rooms-katholieke kerk en de Protestantse, was de houding met betrekking tot de traditie. Zo werd het mij en vele anderen vroeger geleerd op catechisatie.

 

De Protestanten kenden één bron van openbaring, van de manier waarop God zich en zijn bedoelingen bekend maakte. Dat was de bijbel. De RKK kende er twee: bijbel en traditie. Onder traditie werd dan verstaan de verhalen die in de loop van de eeuwen waren overgeleverd en die door de kerk waren erkend. Dan gaat het bijvoorbeeld over de hemelvaart van Maria, om maar één zaak te noemen.

 

Over de kernzaken van het christelijk geloof zijn we het zo langzamerhand wel eens. De gedachten en ideeën daaromheen blijven punt van gesprek voor zover ze van belang zijn.

 

Toch hebben ook protestanten heel wat onderwerpen die weliswaar zijn ingesleten, maar die hun begin vinden in wat we zo gewend zijn, wat we elkaar hebben doorverteld. Daar zitten mijns inziens heel onschuldige bij, maar het is misschien wel goed om in de gaten te houden dat we deze zelf bedacht hebben. Plaatjes en verhalen, daar komen ze vandaan, niet uit de bijbel.

 

Neem het offer van Kaïn. Hoe wist hij dat dit niet werd aangenomen door God? Bijna altijd is het antwoord op die vraag dat de rook van dat offer niet omhoog steeg, maar afboog. Terwijl de rook van Abels offer rechtstreeks naar de hemel ging. Staat nergens geschreven, maar kennen we van oude prenten.

 

Pas las ik voor de zoveelste keer dat Jezus nogal beledigend was naar de vrouw uit Tyrus en Sidon. Hij zou haar en haar kinderen hebben uitgemaakt voor honden (Mat. 15). Vreemd genoeg wordt dat woord ‘honden’ ook vaak gebruikt in vertalingen. Maar er staat ‘hondjes’. Dat roept een heel ander beeld op. Het brood voor de kinderen zet je niet op de grond voor de honden, maar (denk maar aan een schilderij van Jan Steen bijvoorbeeld) de kleine scharrelaars eten onder tafel wel de kruimels op. We hoeven dit niet als een belediging te lezen, maar het wordt wel steeds weer gedaan.

 

En hoe vaak is ons de voorbije weken niet verteld dat de wijzen uit het Oosten in Bethlehem Jezus aanbaden? Wie – met Luther – Schrift met Schrift vergelijkt en dan Lucas en Matteüs naast elkaar legt, kan dit moeilijk volhouden. Matteüs schrijft dat Jozef en Maria met het kind 40 dagen na de geboorte van Jeruzalem teruggingen naar huis, naar Nazareth. In Jeruzalem hadden zij gedaan wat de wet van Mozes voorschrijft. Maar het offer dat ze brachten, twee duiven, was het offer zoals armen dat mochten brengen. Mensen, die zich geen lam en duif konden veroorloven. En dat met een zak vol goud, wierook en mirre? Lijkt me stug. De wijzen ‘hoorden de koning aan’ en de ster leidde hen naar het huis waar het kind was.     

 

Voor het kennen en volgen van Jezus is het allemaal niet van belang. Maar elkaar zonder meer napraten? Hoe verstandig is dat?