Samen. Het is een kostelijk woord.

 

Waarom ging ik als tiener naar de kerk? Ik was er samen met mijn vrienden. Soms binnen, soms spijbelend. Waarom ging ik naar belijdeniscatechisatie? Op uitnodiging van vrienden met wie ik samen ging. Vroeger.

 

En nu? Ik geniet niet meer dan wanneer ik (bijna) het hele gezin samen zie. ‘Bijna’. Een woont met zijn kinderen in het buitenland. Of wanneer ik zie hoe goed die drie stellen ‘van ons’, die in Amsterdam vlak bij elkaar wonen, het samen kunnen vinden. 

 

In mijn beleving is ‘samen’ een van de woorden waar je op kunt kauwen. Waar je over na kunt denken door het langzaam rond te laten rollen in je gedachten. Dan roept het ook allerlei beelden op. Beelden van mensen met wie je verbonden bent. In mijn geval allereerst mijn vrouw, maar dan kinderen, kleinkinderen, vrienden. En mensen met wie ik verbonden ben in geloof. Mensen, die in het verleden hielpen om de betekenis van het geloven te ontdekken. Maar ook mensen met wie ik nu samenkom. In een kerkdienst, een bidstond, een vergadering zelfs. Al die mensen hebben op de een of andere manier invloed op wie ik ben en wat ik doe of laat.

 

Dat geldt zeker ook voor hem, die ik door het geloof heb leren kennen: Jezus. Van hem is de toezegging dat hij te allen tijde bij ons is. En omdat te blijven weten, zul je tijd moeten nemen. Zoals elke relatie  vraagt om in ieder geval een beetje tijd en aandacht.

 

Een mooi citaat van koningin Elisabeth 1 (1533-1603): ‘Ik wandel dikwijls … in de lieflijke velden van de Heilige Schriften, waar ik de prachtige groene kruiden van teksten pluk, die ik eet door ze te lezen, kauw door ze te overdenken en ik sla ze voor lange tijd op in de zetel van het geheugen … zodat ik minder last heb van de bitterheid van dit miserabele leven’.

 

En of je leven nu wel of niet miserabel is, wat zij zegt is de moeite waard.

 

Het oude verhaal van de twee mannen (van de Franse dichter Racine) of wolven (van een indiaan) die binnen in ons vechten, loopt uit op de vraag welke van de twee gaat winnen. De indiaan zegt: ‘Die jij voedt’. Het gedicht van Racine loopt in Gezang 88 (Liedboek 1973)uit op het gebed: ‘Kom mijn verscheurde hart genezen, o Heer, door uw genade groot …’ Afgezien van de bron waar de uitweg vandaan komt, komen deze beide oplossingen op hetzelfde neer.

 

Lezen, overdenken en vasthouden van wat je ontdekt, wat je wordt aangereikt. Langs die weg helpt de bijbel je om samen te blijven. Samen met de Heer. In jezelf: Mens uit één stuk. Maar ook samen met de mensen om je heen. Neem een tekst als deze: ‘Houd, voor zover het van jou afhangt, vrede met alle mensen’. Of: De minste kunnen zijn, daar wordt alles beter van.

 

Jezus heeft zulke goede dingen gezegd. Alleen al daarom zou je toch met hem samen willen zijn?