Zijn verstand liep niet helemaal in de pas met zijn leeftijd, maar hem stoorde dat niet. In ieder geval niet merkbaar. Hij was vaak vrolijk en werkte met veel plezier op een boerderij. Eén van de schapen maakte op een dag nogal wat kabaal en de jongen riep: ‘Je moet niet blaten, je moet geloven’.

 

Waarom dit verhaal bij mij is blijven hangen weet ik niet zo goed. Waarom het de laatste dagen weer naar boven komt weet ik wel.

 

Wie tegen een schaap zegt dat het dier moet geloven, maakt een grap – naar ik aanneem (je weet maar nooit). Maar wie met deze uitspraak aan de slag gaat, ontdekt misschien wel verrassende mogelijkheden.

 

Kabaal maken, blaten – we kunnen het en we doen het op allerlei manieren. Wij, die door jezus soms beschreven worden als ‘schapen van de goede Herder’.  Dat we op het Pinksterfeest zijn aangesteld als getuigen van de Opgestane Heer, belemmert ons niet in het naar buiten brengen van alle mogelijke andere en minder zinvolle geluiden. Als christenen, hebben we ons in de loop van de eeuwen behoorlijk geoefend in de kunst van het blaten. In plaats van het ‘vissen van mensen’ – een opdracht die Jezus ons gaf – zochten we nogal eens spijkers op laagwater. Kabaal maken, gelijk zoeken, elkaar de loef afsteken – het kwam en komt allemaal voor. Gods grondpersoneel is niet altijd even toegewijd bezig met wat opgedragen is.

 

Lastiger vind ik het echter nog worden,  wanneer mensen aan het ‘blaten’ slaan van wie je verwacht of hoopt, dat zij rolmodel zijn op het terrein van kerk en geloof. Mensen, ook theologen, die zichzelf (en hun brein) overschatten en laten weten dat zij niet kunnen geloven wat zij niet kunnen begrijpen. Sinds wanneer immers heeft ook maar één mens het geheim van Gods werkelijkheid kunnen begrijpen? Wie er voor kiest alleen te geloven wat het beperkte menselijke verstand aan kan, raakt gaandeweg het spoor bijster. God, de hemel, de opstanding van Jezus, de Persoon en het werk van de heilige Geest – één voor één raken ze buiten zicht. Wat overblijft wordt steeds magerder. God wordt hooguit een mooie gedachte. De hemel een droom. En zo verder. De Geest van God? Hoewel Jezus Hem de brenger van kracht noemt, degene die ons overtuigt, die laat zien waarom en om Wie het gaat – wordt Hij hooguit nog een goede bedoeling: gelovigen gaan verder in ’de geest van’ Jezus. 

 

Wat er mijns inziens aan de hand is bij dergelijke ontwikkelingen, dergelijk ‘geblaat’, in onbalans. Onbalans ten aanzien van het besef dat ons begrijpen beperkt is en God groot. Maar ook onbalans in onszelf. Waar het verstand (dat we voluit moeten gebruiken) en het hart (emotie, gevoel, warmte, liefde) niet samengaan, gaat het al snel mis. Of het verstand slaat op hol: Wat ik niet kan begrijpen hoef ik niet te geloven. Of het hart slaat op hol: Wat ik niet voel, ervaar, bestaat niet of is de moeite niet waard. De combinatie van de twee is nodig, in evenwicht.