Er lag een stervende merel in de steeg. Buurkinderen kwamen het melden. Voorzichtig werd het dier in een doosje gelegd en meegenomen door de geschokte kinderen. Het was nauwelijks een uur later, toen ze terugkwamen met de boodschap dat de vogel dood was. In optocht gingen we op pad. Voorop twee meisjes, met hoog geheven een van twee takken gemaakt kruis. Daarachter twee jongens, die de doos met de merel droegen. ‘Met twee handen’, kreeg de achterste drager te horen van de voorste. De buurman met de schep op de schouder en diens vrouw en twee moeders (die moeite hadden hun lachen in te houden) sloten de rij. Een plekje gezocht, een gat gegraven, de merel neergelegd, het gat gedicht, een gedichtje gelezen en het kruis geplant. Het hele gezelschap stond opgesteld in een rij bij het graf en boog op commando van de oudste jongen ten afscheid. Zelfs salueerde hij nog voordat hij met de anderen vertrok.

 

Wat mij aansprak in deze hele gebeurtenis, was het gevoel voor rituelen bij de kinderen en de ernst waarmee zij alles deden. Veel begrafenissen zullen ze nog niet hebben meegemaakt, maar ze wisten precies hoe ze het wilden en wat er gedaan moest worden.

 

Dat bracht me bij de vraag hoe het kan, dat de een zich thuis voelt bij vaste handelingen en de ander behoefte heeft aan veel beweging en gejuich.

 

Een eredienst met vormen en woorden die al duizend jaar meegaan bijvoorbeeld, is een genoegen voor de liefhebber. De rust, het vertrouwen, dat spreekt uit deze rituelen en teksten – dingen die al eeuwen met mensen zijn meegegaan – zijn een weldaad voor wie er 

 

gevoel voor heeft. Andere gelovigen zien er niets in, vinden het star en doods misschien. Voor hen moet het meer swingen; geen stiltemomenten en kaarslicht.

 

Is het een kwestie van karakter, van opvoeding? Dat zal een rol spelen, maar is daar alles mee gezegd? Zou het ook zo kunnen zijn, dat – ik noem maar iets - de wijdverbreide angst voor stilte een rol speelt? Dat er altijd geluid en beweging moet zijn? Of dat velen het ontwend zijn om in alle rust na te denken en dingen op zich af te laten komen?

 

Maar uiteindelijk zijn ook enthousiaste liederen, met alles wat daarbij maar kan bewegen, een ritueel. Dan hebben we het immers ook over vaste gewoonten. Het doen van de dingen zoals de groep het gewend is. Plechtig of spontaan, rustig of wild. Te allen tijde weet elke deelnemer wat er gaat komen en voelt zich daar wel bij.

 

Toch – hoe verrassend en aansprekend kan het zijn om de dingen eens anders te doen en te horen. Slijtage door gewenning is een altijd loerend gevaar voor een levend geloof.

 

Wat spreekt u aan, als het gaat om de vorm die de praktijk van geloven in uw leven zoal heeft gekregen?

 

Het begrafenisritueel bij ons in de straat heeft mij verbaasd. Bijzonder was het, om te zien hoe de kinderen er vorm aan gaven. Verfrissend voor mijzelf.