‘Hoe weten ze dat?’ Het was een van de vele vragen tijdens een bijzonder interessante lezing over schepping en evolutietheorie. Het heelal dijt uit, maar de verwachting is, dat het ooit weer zal krimpen. Logisch toch, dat er dan iemand vraagt hoe men zoiets weet. Dat uitdijen is al een groot raadsel. De mogelijke toekomstige inkrimping zet het verstand van de leek al helemaal stil. Maar wat valt er veel te leren van iemand die behoorlijk goed thuis is op dit veld van de wetenschap. Iemand, die zelf aangeeft dat zijn geloof niet meer is zoals het vroeger was, maar dat de kern er van zeker aanwezig is.

 

Ook nu werd weer duidelijk, dat de fout die vaak wordt gemaakt tot veel misverstand leidt. Niet alleen als het gaat om natuurkunde, maar op elk terrein van wetenschap. Ook onder theologen. Zelf had ik destijds een docent die ons prima prikkelde tot nadenken. Als docent gewaardeerd. Maar in de loop van de jaren leek het alsof hij steeds minder geloof overhield. Mijn gevoel was, dat dit onder meer kwam omdat hij zich buiten de grenzen van zijn vak begaf. Belangrijker echter, was de keus die hij maakte waar het ging over de vraag wat geloof was. Gaat het om een stelsel van waarheden alleen, of gaat het om een relatie? Natuurlijk zal ook een relatie tussen God en mens doordacht moeten worden. Meningen worden gevormd, uitspraken gedaan. Maar dat alles wordt los zand als het niet wordt gedragen door het leven in een verbond met de Levende. Niet wordt gevoed door omgang met God. ‘Stijle gelovigen’ werden ze wel genoemd, de mensen die behoorlijk precies wisten hoe het allemaal zat, hoe God was en hoe een mens zich behoorde te gedragen. Daarnaast had je dan ook de ‘zwevers’. Dat waren de mensen die of door zichzelf of door anderen als vroom werden gezien.

 

Dwaze onderscheidingen mijns inziens. Maar het wijst wel op het gevaar van eenzijdigheid. Wie gelooft volgens de regels en waarheden alleen, kan verstenen. Wie gelooft vanuit het gevoel alleen, kan een grote teleurstelling wachten.

 

Mooi is het dan om de drieslag van de Reformatie te doordenken. Die over ‘geloof, Schrift, genade alleen’. Naar mijn idee zit daarin een heel gezond evenwicht. We worden immers uitgenodigd om van God te houden met heel ons verstand, heel ons hart en heel onze ziel. Dat wil zeggen: nadenken, kiezen en beleven.

 

Wanneer we echter de resultaten van de wetenschap willen persen in de mal van ons geloof, doe we beide (geloof én wetenschap) te kort. En wanneer we denken dat de Bijbel de hele werkelijkheid verklaart, maken we dezelfde fout.

 

Daarom is ‘hoe weten ze dat?’ zo’n goede vraag. De wetenschap zoekt en blijft zoeken naar verklaring. De Bijbel is ‘een licht op ons pad’ voor de navolging van Jezus, voor de omgang met God. Die twee ‘bronnen’ moeten niet door elkaar worden gehaald. Doen we dat, dan volgen er heilloze botsingen. Nergens goed voor!