Het was een behoorlijk bedreigend sfeertje in de lift van het ziekenhuis. Behalve een ouder echtpaar, waren er twee nogal grote kerels ingestapt met een – zoals dat nu genoemd wordt – ‘getinte huid’.

 

Zij droeg een halsketting met daaraan een kleine menora (zevenarmige kandelaar). Toen de mannen dat hadden opgemerkt, kwam er een priemende vinger in haar richting en werd er bozig gevraagd of zij Nederlands was of Joods. Zij heeft iets geantwoord als: ‘Nederlands, met liefde voor Israël’.

 

Maar dat de lift beneden aankwam was voor haar een hele opluchting.

 

Wat is dat met ons? Het verhaal over de grofheid van de mannen in de lift kan met heel wat voorbeelden worden aangevuld. Een steen door de ruiten van het woonhuis van de rabbijn. Politiebewaking bij de synagoge en de joodse school. Het keppeltje maar op zak houden, voor de rust en veiligheid.

 

Onverdraagzaamheid ten opzichte van elkaar in ons land, vanwege politieke spanningen elders in de wereld.

 

En ik merk het bij mijzelf. Wanneer er in Amsterdam twee jonge vrouwen aan komen lopen, gehuld in een zwarte nikaab, liefst nog met zwarte handschoenen aan ook, voel ik me niet prettig. Waarom? Zij zullen mij niets doen, maar toch … Ze roepen, door hun kleding, het beeld op van een wereld die zo totaal anders is. Net als die jongemannen in de buitenwijken. Baard, jurk en broek tot ongeveer 10 centimeter boven de enkels. Gekleed zoals ‘de profeet’ zich kleedde. En als de kleren van deze vrouwen en mannen nu nog vrolijke kleuren hadden, zou het misschien een heel ander gevoel geven.

 

En natuurlijk. Alles went. Laat ze toch. Maar wat ik ervaar, ook bij het horen van dat liftverhaal, is een tweedeling die me niet aanstaat. Dat gevoel, dat iemand anders is dan ik en dat ik daar moeite mee heb. En dat iemand zich zodanig kleedt dat daaruit blijkt dat zij of hij niet wil thuishoren in onze samenleving, wat moet ik daarmee? En waarom zit mij dat dwars?

 

Kijk, een dreigende vinger en dreigende taal omdat iemand een joods teken draagt moeten we nooit tolereren, goedpraten of wat dan ook. Nooit! Evenmin als een varkenskop bij een moskee. Ieder mag haar of zijn godsdienst, religie of welke overtuiging dan ook maar, in alle vrijheid beleven en uiten. Of ik dat nu leuk vind of niet. Dat doet er totaal niet toe namelijk. Spookverhalen, dat het aantal ‘andersgelovigen’ ons al bijna overvleugelt, doen het goed in bepaalde kringen. Maar het is totale onzin. En stel, dat het zo was. Misschien zou dat alleen maar goed zijn voor de christenen in ons land. Moesten we tenminste weer duidelijk kiezen. Nadenken ook over wat we nu eigenlijk geloven en waarom.

 

Kortom. Overal waar we iets merken van intolerantie, in onszelf en in de wereld om ons heen, zullen we in het spoor van Jezus moeten leren gaan: Liefhebben! God boven alles en je medemens (ook die er anders uitziet, die anders gelooft, die jou niet accepteert wellicht) zoals je zou willen dat die op jou reageert.