Het was niet bepaald stil in de groep mensen die Jezus volgde, op weg naar Jeruzalem. Hij naderde zijn einde en nieuw begin, maar zijn volgelingen waren met heel andere zaken bezig. Stel, dat je daartussen had gelopen. Probeer het je eens voor te stellen. Midden tussen de leerlingen en anderen die meetrokken, op weg naar het Paasfeest. Wat zou je eigen verwachting zijn? En hoe zou je reageren op wat je hoorde? Je had een broodvermenigvuldiging meegemaakt en een blinde ziende zien worden. Wie zoiets kon, zou toch een geweldige toekomst voor zich hebben?

 

Hoewel Jezus al een paar keer had aangegeven wat hem te wachten stond van de leiders in Jeruzalem, was dat tot zijn leerlingen niet doorgedrongen. Als kinderen van hun tijd en achtergrond, leefden zij niet met de gedachte dat de Messias zou lijden. Heersen en glorieus zijn, de troon van David, dat stond er te wachten voor Jezus dachten zij. Vandaar ook de opmerking van Petrus (Marcus 8) nadat Jezus over zijn lijden had gesproken. Jezus wees hem fel terecht weliswaar, maar het is de vraag of tot Petrus is doorgedrongen waarom dat was. In Marcus 10 wordt het mijns inziens helemaal triest. Weer vertelt Jezus onderweg wat er met hem gaat gebeuren. Ze zullen het zonder twijfel allemaal hebben gehoord. En wat is de reactie? Jacobus en Johannes komen vragen om ereplaatsen en de anderen ruziën daarover met hen.

 

Stel je voor dat je iets wat voor jezelf heel moeilijk is, deelt met een persoon aan wie je meent het te kunnen toevertrouwen. En het antwoord is dan een verhaal dat niet ingaat op wat je zei, maar het gaat over iets dat net zo of zelfs minder erg is dan wat jij vertelde. Hoe vaak gebeurt het niet dat mensen reageren met iets als: ‘Ach, zo’n vaart zal het wel niet lopen’, of: ‘Nou, een vriend van mijn buurman, die heeft het pas moeilijk, want ...’ Je staat in de kou. Je voelt je misschien zelfs verraden. In ieder geval niet serieus genomen. Je moet alleen verder met dat pak dat je zo zwaar weegt.

 

En Jezus? Het zou mij niet verbazen wanneer hij zich steeds eenzamer is gaan voelen. Zijn beste vrienden zijn niet in staat om te delen in zijn zorgen, zijn pijn. Verlaten is hij door hen wat dat betreft. Wellicht een voorproef wat wat veel sterker straks komt bij de uitroep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ En toch zijn zijn laatste woorden: ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest’. Hij blijft vertrouwen en vasthouden.

 

Zijn mensen verwachten glorie, geen lijden. Die verwachting leeft nog steeds. ‘Waarom moet mij dit overkomen?’ kun je regelmatig horen. Met Jezus lijden, kan ik dat? Wil ik dat? Verwacht ik dat? En stel, dat ik vind dat ik recht heb op eer en heerlijkheid, dat het mij altijd en in alles goed gaat, omdat ik gelovig ben? Laat ik dan niet Jezus weer alleen?