Er is veel in onze wereld dat ik niet begrijp. Natuurlijk wist ik dat al wel, maar de laatste tijd wordt het besef mij weer met regelmaat opgedrongen. Neem bijvoorbeeld de tekst die een bezoeker van een demonstratie tegen de coronamaatregelen achter op zijn jack had geschilderd: ‘Grondwet R.I.P’: Grondwet, rust in vrede. Kennelijk wilde de man duidelijk maken, dat de aanwijzingen die zijn gegeven om de verspreiding van corona tegen te gaan, ongrondwettelijk waren. Zelfs als dat zo zou zijn, denk ik nog: ‘Nou en?’ ‘Heb je er moeite mee, blijf dan van de straat.’ Het lijkt alsof wij overgevoelig zijn geworden voor maatregelen, die ons worden opgelegd en/of geadviseerd. Alsof niemand ons mag aanspreken, want wij zijn eigen baas en weten zelf wel wat goed voor ons is. De vraag of wat goed is voor onszelf ook goed is voor een ander – die vraag doet er dan niet toe, zo lijkt het. Ieder voor zich …

Maar is die vraag nu juist niet waar het allemaal om draait? Dat momenteel veel jongeren elkaar besmetten is misschien nog niet zo’n grote ramp. Velen van hen komen niet in het ziekenhuis terecht en ze gaan hopelijk ook niet op bezoek bij hun grootouders. Maar aan wie geven zij het virus mogelijk wel door? En wanneer zij besmet zijn, waarom willen ze dan niet vertellen met wie ze in contact zijn geweest? Zijn ze bang dat die anderen kwaad op hen worden omdat aan hen nu quarantaine wordt geadviseerd?

Het is zo krom allemaal. Dat medisch personeel zich over de kop werkte en wellicht nu – nauwelijks bijgekomen – staat voor een tweede golf, doet dat er niet toe? ‘Mijn vrijheid gaat toch boven alles?’

Maar vrijheid is alleen vrijheid wanneer deze de vrijheid van een ander niet beknot. En nu word ik persoonlijk. Kort geleden pakte ik de metro. ‘s Middags eerst niets aan de hands. Veel ruimte en op de perrons veel blauw: ‘handhavers’. Aan het eind van de middag, op de terugreis, geen blauw meer te zien, wel veel jongeren (vooral) zonder het verplichte mondkapje. En afstand? Naast mij was een stoeltje vrij en de jongedame die daardoor op enige afstand zat nodigde haar vriend uit om toch naast haar (en mij dus) te komen zitten. Terwijl hij op het punt stond neer te zakken, zette ik een hand in zijn rug. Hij keek en begreep, maar gaf wel aan mijn houding belachelijk te vinden. Daarvan zal ik dan weer niet wakker liggen, maar wat mij bezighoudt is de vraag hoe het toch mogelijk is dat bij zovelen niet wil doordringen wat er onder ons aan de hand is. Hoe het kan dat er nog steeds mensen zijn die verbaasd kijken wanneer zij worden gewezen op de anderhalve meter maatregel. Ik voelde mij die namiddag lichtelijk onvrij, bedreigd.

Het zou alles een stuk eenvoudiger zijn wanneer iedereen nog wist wat de betekenis was van ‘gun een ander wat je zou willen dat die ander jou gunt’. Dat zou het einde kunnen betekenen van corona – egoïsme en meer vrijheid en veiligheid brengen. Lastig!