Ze slaakte de kreet ‘o, my god’ luidt en duidelijk. Iemand die net passeerde reageerde met: ‘Prijs Zijn Naam’. Jammer dat dan de eerste spreekster dat niet meer hoort. Het zou interessant kunnen zijn om de reaktie te horen. Het is trouwens denk ik lang geleden dat de naam van God zo vaak in het openbaar klonk. Of moet ik schrijven: De naam van god? Over wie gaat het? En is degene die deze kreet slaakt zich bewust van de mogelijke betekenis? Zou men beseffen, dat het ook een gebed kan zijn? Ooit vroeg ik aan een paar van onze kleinkinderen – die deze kreet hanteerden – wie dan wel hun god (of God) was. Zij zijn meertalig. Met ons, als grootouders, spreken ze Nederlands en met hun ouders en vrienden Engels. Een direct antwoord op mijn vraag kreeg ik niet, maar het werd hun wel duidelijk dat ik bij de uitdrukking de nodige vragen had. Het resultaat was dat er voortaan werd gezegd: ‘O, my dog’. Heerlijk onschuldig en van dezelfde zeggingskracht.

Woorden dragen betekenis en hebben uitwerking. Daarbij is de toon waarop gesproken wordt van groot belang. Ooit hoorde ik dit voorbeeld: Zeg tegen een peuter op heel vriendelijke toon: ‘Kom eens hier, dan krijg je een klap’. Dat werkt goed, het kind komt. Maar zeg boos: ‘Kom hier, dan kijg je wat lekkers’. Reken dan maar op afstand of zelfs tranen. De toon dus, maar zeker ook de inhoud, de betekenis. Wanneer zei je voor het laatst tegen je kind of vrouw/man: ‘Ik hou van je’? In mijn jeugd was het niet gebruikelijk om zoiets tegen elkaar te zeggen. Het was wel merkbaar in de omgang met elkaar. Maar in deze tijd is er behoefte aan taal en ervaring.

Woorden dragen betekenis. Denk eens aan het begin van het Evangelie van Johannes. ‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. … Alles is er door ontstaan ...’. Nadenken over wat dat allemaal betekent, kan een wereld voor je openen. God sprak en het was er. ‘God zei ...’ klinkt er herhaaldelijk in Genesis 1. En door dat spreken bloeit een schepping op. Woord, Woord van God. Jezus, het levende, het levendmakende Woord.

Maar goed. Onze woorden. Paulus waarschuwt tegen zotte en losse taal. Moet het dan altijd zwaar en serieus zijn? Natuulijk niet. Maar laten onze woorden alsjeblieft niet te allen tijde oppervlakkig en betekenisloos zijn. Prietpraat, of zelfs geroddel, en niet veel meer dan ‘alles goed?’ We hebben zoveel om over na te denken, om dankbaar voor te zijn, om te delen (aan pijn en moeite). Lege woorden, holle klanken, scheppen geen band en leggen geen contact. Zoals ‘o, my god’ geen opening geeft naar God. Er valt zoveel beters te zeggen over onze Heer en Verlosser, over onze Helper en Vernieuwer. Laten we dat meer en meer doen.