Turkije, een prachtig land. Ervaring met strandtoerisme daar heb ik niet, maar wat is er veel te zien. In de loop van de eeuwen schoof de ene cultuur na de andere voorbij. Vele daarvan lieten sporen na.

Onze reis ging langs de resten van de zeven gemeenten uit het boek Openbaring en naar het eiland Patmos. En het waren inderdaad resten, maar dat maakte het niet minder indrukwekkend.


De vaartocht van ruim vier uren naar het eiland van de verbanning van Johannes was een schitterende afsluiting. Natuurlijk blijft te allen tijde de vraag of deze apostel inderdaad in de aangewezen grot heeft verbleven. Maar ook indien niet … een bezoek aan ‘zijn’ eiland was een hoogtepunt.

Wat na een dergelijke reis blijft hangen, is de vraag hoe het toch mogelijk is dat de ooit zo bloeiende christelijke wereld daar nu bijna helemaal is verdwenen. Zeker, de kerk is er nog. Maar klein, verborgen haast. Onder druk van de Europese Unie lijkt er wat meer vrijheid te komen voor de christelijke kerk. Maar het is nog lang niet genoeg.

Onopvallend en ‘vreemd’ is de kerk er, net als in heel noordelijk Afrika. Ook daar was het christelijke geloof ooit voluit aanwezig.

Hoe kan het, dat de Islam zoveel heeft kunnen wegvagen? Er wordt gezegd (door onze gids bijvoorbeeld) dat het te maken had met de vriendelijke houding van de bezetter. Misschien heeft ook een rol gespeeld dat er met de Islam een zeer geordende samenleving meekwam. Duidelijke regels en rechtspraak. Maar ook dan blijft het feit dat de christenen een soort tweederangsburgers werden, die extra belastingen moesten betalen. Zou dat laatste een reden zijn geweest? Was het christen – zijn bij veel mensen iets dat niet zozeer het hart had geraakt (en veranderd)? Was het iets dat vlak onder de oppervlakte was blijven steken, zodat het gemakkelijk kon verdwijnen?

De volgende vraag is dan wat wij kunnen opsteken van die ontwikkeling. Wij, die leven in een samenleving die ook al behoorlijk van het Evangelie vervreemd is. Een samenleving waarin het bepaald niet meevalt om het geloof over te dragen op een volgende generatie. Een tijd waarin goden als ‘hebben’, ‘lekker’ en ‘leuk’ hun duizenden verslaan. Een tijd ook waarin gelukkig veel mensen weliswaar zorg en oog hebben voor hun naasten, maar jammer genoeg daarbij God niet nodig denken te hebben.

Misschien dragen wij ongewild zelf bij aan deze ontwikkelingen. Een ‘goede God’, die vooral als lief en tolerant wordt voorgesteld, is niet bepaald een God die je echt serieus hoeft te nemen. Is een kerk, die niet duidelijk weet te maken wat discipelschap is en die niet laat zien wat de consequenties zijn van het volgen van Jezus, de moeite waard? Hoe geven wij vorm aan het ‘maar jullie heel anders, jullie hebben Christus leren kennen’?

In de ogen van mensen van andere culturen is vaak iedere westerling een christen. Wanneer je dan als Turk of Marokkaan westerse vakantiedecadentie voorgeschoteld krijgt, hoe aantrekkelijk kan dan dat christelijke geloof zijn?

Vragen. En de antwoorden? Die liggen niet in een benauwde levensstijl of in strakke regels en geboden. Die liggen eerder in het verlangen om overal en altijd een leerling te zijn van Hem, de te volgen Heer.

Ook bij de vraag hoe zoveel christelijks kon verdwijnen, is er niet zomaar een antwoord te vinden. Maar de te leren les is wel: Weet wie je bent! Christen: van Christus. En wees Hem trouw.

Pieter Boomsma