Zoals de politieke oppositie maar blijft vragen om daadkracht en charismatisch leiderschap, zo klinkt dat ook nu en dan op het kerkelijke erf. Waar zijn de opvolgers van Luther, Calvijn, Billy Graham en dergelijke voortrekkers?

Soms denk ik, wanneer ik weer eens zoiets lees of hoor, dat het voor ons tijd wordt om volwassen te worden. Immers, hoe lang mag het duren voordat wij op eigen benen kunnen staan en niet meer afhankelijk zijn van voorbeelden?

Paulus schreef al over de tijd dat hij de gelovigen ‘melk had gegeven en geen vast voedsel’ (1 Kor. 3). Dat was een jaar of drie eerder geweest, maar hij vond dat het nu wel eens tijd was om aan de stevige kost toe te zijn. Drie jaren! Na zo korte tijd vond hij dat hij toch wel mocht verwachten dat de mensen een behoorlijke groeispurt in het leven als christen hadden meegemaakt. Stel je het eens voor. Wat voor christen was je zelf drie jaar geleden? Wat is er veranderd sinds die tijd? En betekent die verandering een sterkere band met Christus of is het een zaak van verslapping? Heb je meer zicht gekregen op wie je bent ten aanzien van God of is het zicht op Hem vertroebeld?

Mensen, die voor ons een stimulerend voorbeeld zijn in het geloof, zijn kostbaar.

De herinnering aan hen en de lessen die we van hen hebben geleerd moeten worden gekoesterd. Er moet op worden voortgebouwd. Maar is dat niet dikwijls de moeilijkheid? Het feit, dat wij leerlingen zijn, is iets dat al te gemakkelijk wordt vergeten vrees ik. Ik merk zelf tenminste, dat ik al gauw tevreden ben wanneer de dingen blijven zoals ze zijn. En het is waar natuurlijk, het staat geschreven: ‘Bewaar wat u is toevertrouwd’. Maar zou dat betekenen dat we dat we moeten blijven steken in wat ons is toevertrouwd.

Paulus schrijft die uitdrukking een paar keer aan Timoteüs. Onder meer om hem te waarschuwen dat hij zich niet bezig moet houden met onzinnige discussies en muggenzifterij. In plaats daarvan moet hij het weer moet doorgeven ‘aan betrouwbare mensen die geschikt zijn om het aan anderen te onderwijzen’. Over groei gesproken! Maar dat is één kant van de zaak, de vermenigvuldiging, de oogst, het winnen van mensen voor Christus. Een andere kant is de persoonlijke groei en de geloofsgroei en geloofsverdieping van de gemeente. Daarover gaat het in de brief aan de Korintiërs.

Maar om terug te komen op ‘de leiders’. Het is prachtig wanneer er zulke vrouwen en mannen zijn, maar wanneer wij dezen niet zien, moeten we er niet op gaan zitten wachten natuurlijk. De bedoeling van het discipelschap is, dat wij, zoals Petrus het schrijft: ‘in de voetsporen van Jezus’ gaan.

Geen gemakkelijke, maar geen onmogelijke opgave. De Geest is niet gekomen en vervult ons niet om ons op onze lauweren te laten rusten. Hij spoort ons aan en geeft leiding aan wie de weg wil gaan.

Het is natuurlijk wel lekker om achterover te leunen en te kijken – met dankbaarheid, bewondering of kritiek – hoe anderen de kastanjes uit het vuur halen. Hoe anderen de teugels hanteren en een voorbeeld zijn. Maar denkt u ook niet dat wij geroepen zijn tot een andere houding? Een houding van ontvangen en delen? Van benutten van de gaven die de Heer ons heeft gegeven? Uiteindelijk is dat natuurlijk ook een manier van leven en geloven die heel wat meer voldoening geeft dan het afwachten en aan de zijlijn blijven.

Voor goede leiders en voorbeelden kun je dankbaar zijn. Maar zijn er christenen, die niet geroepen zijn om dat te zijn?

Pieter Boomsma