Vaak beginnen ontmoetingen op straat met de mededeling dat het allemaal goed gaat. Eerst na het uitwisselen van een aantal nieuwtjes en algemeenheden, komt soms de waarheid ter sprake. En dat is dan nog wel eens een bitter verhaal.

Een moeder bijvoorbeeld van een groot gezin. Het gaat goed met haar kinderen en kleinkinderen. Tot dan die ene ter sprake wordt gebracht. Die dochter, die al haar schepen achter zich verbrandde en die naar het buitenland vertrok om zich daar te nestelen in de schoot van een sekte. Haar keus maakt verdrietig, maar de grootste zorg van oma geldt de twee kleinkinderen, tieners die ook mee moeten. Eén van hen moet nog een jaar tot het eindexamen. Ergens in ‘de rimboe’ komen ze terecht. Meer dan een uur reizen van de nieuwe school, waar dan ook nog een vreemde, tot nu toe onbekende taal wordt gesproken.

Christelijk opgevoed, maar naar het schijnt totaal vervreemd van deze wortels, verzeilt je kind in ‘vreemde sferen’. En je hart is zwaar wanneer je denkt aan haar en aan je kleinkinderen.

Wat zoekt en vindt iemand binnen een sekte? Geborgenheid, grote aandacht van de leiding en de andere leden, rust in je hart en je hoofd? In ieder geval lijkt het leven een stuk gemakkelijker te worden. Er wordt je verteld wat je moet geloven en hoe jij je moet gedragen. De buitenwereld, die zo vaak verwarrend is, wordt afgesloten. Samen weet je waar je aan toe bent. En daar komt dan nog bij, dat de leiding weet hoe het met de wereld zal gaan – hoe deze zal vergaan. Maar jij hoort bij de uitverkorenen. Hoe aantrekkelijk!

In de komkommertijd besteedde een krant een groot artikel aan een meisje van 17 jaar. Zij woonde op de Veluwe. Het gezin hoorde bij een kerk van het zwaardere type. Wat zij daar hoorde en zag sprak haar niet aan en daarom ging ze op zoek. Al snuffelend langs de diverse religies, ontdekte zij de Islam. Dat was het voor haar. Nu loopt ze gehoofddoekt door het dorp, waar zij de enige moslim is. Eén van de redenen om over te stappen lijkt voor haar te zijn dat het geloof dat zij nu heeft zo duidelijk is.

Ook hier de vraag: Waarom?

Zijn wij christenen zo verslapt en verwaterd, dat alle aantrekkelijkheid verdwenen is? Hebben we te weinig rituelen? Mensen hebben daar behoefte aan, maar we komen te vaak niet verder dan kerkgang en bidden voor het eten. Natuurlijk: doop, huwelijk en begraven zijn er ook, maar dat is erg incidenteel.

De rijkdom die er is vanuit onze geschiedenis, kennen we vaak niet. Hoe ga je met God om? Hoe gebruik je de bijbel? Wat is een gebedsleven? Hoe zijn we betrokken op elkaar als ‘gezin van God’?

Stel je eens voor hoe het zou zijn wanneer onze ontmoetingen op straat begonnen met de vraag hoe het gaat met het geloof. Zou dat onze gesprekken misschien heel anders kunnen kleuren? En wanneer je dan afscheid neemt zoals in andere culturen veel gebeurt. Zo van: ‘Ga met God’. Of: ‘Adieu’ (aan God aanbevolen). Natuurlijk kan dat tot een holle klank slijten, maar een wens als ‘Sjaloom’ (vrede, welzijn) vind ik toch wel erg mooi als afscheidsgroet.

Hoe dan ook – we zullen moeten zoeken naar een versterking van ons christelijke bewustzijn. We zullen weer beter moeten beseffen wie we zijn: christenen, mensen die van Christus zijn. Omdat Hij het waard is, maar ook om de vele zoekers een handje te helpen.

Pieter Boomsma