De actie Kerkbalans is geweest, ik weet het. Toch zou ik het nog eens willen hebben over de vraag wat het geloven nu eigenlijk mag kosten.


En dan gaat het niet over geld. Hoe Jezus daarover denkt, heeft hij ons voldoende duidelijk gemaakt. Wie aan geld ‘hangt’, heeft zich een bazige afgod geschapen. En daarvoor hoef je niet eens gierig te zijn. Denk maar eens aan dat wonderlijke en gruwelijke verhaal over Ananias en Saffira (Handelingen 5). Het lijkt er op alsof zij iets hadden van ‘geven is goed, maar het moet niet te gek worden’. En dat zou ook wel gemogen hebben waarschijnlijk, maar wees er dan eerlijk over. Een aantal gelijkenissen van Jezus over mensen die denken dat hun bezit hun levensvreugde garandeert, spreekt verder boekdelen.

Het was een gouden greep, toen het protestantisme het begrip ‘rentmeester’ introduceerde. Of het nu gaat over ons leven, onze tijd, ons bezit of onze gaven, niets van dat alles is ons bezit. Wij kunnen wel denken, dat we de zaak onder controle hebben, maar als het er op aan komt zijn we heel erg afhankelijk. Ook al is dat vaak moeilijk toe te geven.

Wanneer we bij de vraag wat het geloven ons mag kosten alleen over geld zouden praten, maken we het onderwerp te goedkoop.

Geloven in Jezus, vraagt ons leven.

Dat is logisch, wanneer wij bedenken waaraan Jezus het recht ontleent om dat van ons te vragen. Hij heeft dat recht niet alleen omdat wij ons leven van God gekregen hebben. Daar begint het wel mee natuurlijk. Wij zijn tegenover God verantwoordelijk voor wie en hoe we zijn en voor wat we hebben en hoe we daarmee omgaan. Maar dat is eigenlijk haast een kleinigheid vergeleken bij de rest.

Die ‘rest’ is de inzet van Gods kant. De komst van Jezus. Hij werd één van ons om ons te hulp te komen en de verbondenheid met God te herstellen. En was hij welkom? Hij zal heel goed geweten hebben wat hem te wachten stond. Hoe wij mensen zouden staan juichen bij de wonderen die hij deed en over hoe hij sprak over het Koninkrijk van God. Maar ook hoe wij het niet zouden verdragen wanneer hij ons aansprak op ons gebrek aan geloof, aan vertrouwen. Hoe wij mensen zouden proberen hem weg te werken. En hoe wij later, toen het hele verhaal over hem ons zo vertrouwd in de oren was gaan klinken, zijn vraag aan ons voor lief zouden nemen. Welke vraag? Deze: ‘Geloof dat mijn dood jou bevrijdt. Wordt mijn leerling en getuige. Vertrouw mij je leven toe’.

Zijn wij God niet gaan zien als iemand die het allemaal wel best vindt? Die niet al te veel van ons vraagt?

Ooit hoorde ik een beroemde pianist uitleggen dat hij geen plankenkoorts meer kende toen hij zich realiseerde dat die angst betekende dat hij bang was voor gezichtsverlies. Hij zei: ‘Alles veranderde, toen ik mij realiseerde dat ik mijn leven al had verloren en gewonnen toen Jezus voor mij stierf op Golgota.’

Dat is een kostbare ontdekking!