Ooit, in een grijs verleden, verkeerde ik enige tijd in kringen van zogenaamde buitenlandse studenten. Het was een studentenvereniging in Amsterdam en de leden waren haast zonder uitzondering onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden: Surinamers.  Maar, ook al kwamen zij uit een gezamenlijke regio, er waren wel twee groepen. Naast de feestjes die werden georganiseerd, besteedde men de beschikbare energie en tijd aan het bestrijden van elkaar. Vormde één groep het bestuur, dan was de andere druk om het bestuur te laten vallen. En dat herhaalde zich dan weer in omgekeerde vorm.

Aan deze dwaasheid moest ik opnieuw denken toen ik kortgeleden Cohen hoorde over onze (dreigende) toekomstige politieke situatie. Opnieuw, want de gedachte was ook voor de val van het kabinet al bij me opgekomen, luisterend naar Rutte. Maar nu dus weer. Oppositievoeren zou weliswaar bestaan uit het steunen van goede voorstellen, maar zeker ook uit het bestrijden van het rechtse kabinet dat lijkt te komen.

Nu mag een kabinet, elk kabinet, uiteraard bestreden worden. Maar niet omwille van het bestrijden. Niet om dat het of rechts, of links, of wat dan ook is. Voor die bezigheid, voor een dergelijk ‘spelletje’ is toch niemand gekozen als volksvertegenwoordiger? Men is gekozen om het belang van het land te dienen en zal dus elk voorstel, uit welke hoek dan ook, vanuit dat oogpunt moeten beoordelen. Het apparaat van een parlement wordt niet in stand gehouden om oefenpartijtjes en/of wedstrijden te spelen om te kijken wie de sterkste, de slimste, de sluwste of de meest grofgebekte is.

En overigens ben ik van mening dat het gekakel over het ‘feit’ dat je toch anderhalf miljoen kiezers niet zou mogen uitsluiten afgelopen moet zijn. Zou dit een geldig argument zijn, dan zou elke partij die inde 2e Kamer zit mee moeten doen in de regering. En dat lijkt dan meer een rariteitenkabinet.